Eén infrastructuur geeft boost aan Europees voedings- en gezondheidsonderzoek
Voeding en gezondheid hebben alles met elkaar te maken. We weten dat we gezond en gevarieerd moeten eten. En dat we als we teveel vet, suiker en zout eten het risico lopen om ziek te worden. Het is aan de wetenschap om oplossingen te bedenken voor problemen die met voeding en gezondheid samenhangen. Welke rol spelen factoren als gewoonten, leefstijl, voorkeuren en smaak in het voedselkeuzegedrag van consumenten? Hoe kun je bijvoorbeeld door personalised nutrition voorkomen dat de consument bepaalde gezondheidsklachten krijgt? Hoe zorg je dat de gezonde keuze de standaardkeuze van de consument wordt? En hoe moet je anticiperen op klimaatverandering en economische fluctuaties om de voedselzekerheid te waarborgen? Een onderzoeksinfrastructuur voor voeding en gezondheid kan helpen bij het beantwoorden van deze vraag.
De vraagstukken rond voeding en gezondheid zijn fors. Niet voor niets staat onderzoek binnen het domein Voeding & gezondheid hoog op de nationale onderzoekagenda’s van de meeste Europese lidstaten. Het probleem is dat de verschillende agenda’s in Europa niet goed op elkaar zijn afgestemd en dat de onderzoeksindicatoren verschillen. Dit geldt ook voor in te zetten tools en voor de wijze waarop data worden verzameld, geanalyseerd en verwerkt. Vergelijk het met een Europees spoorwegennet waarbij ieder land zijn eigen spoorbreedte, materieel en spoorboekje heeft, waardoor reizigers bij elke landsgrens moeten overstappen. En waar je vervolgens ontdekt dat de laatste trein net is vertrokken.
Kenniskloof dichten via centrale onderzoeksinfrastructuur
Onder regie van Wageningen University & Research werkt een groot aantal onderzoeksinstellingen daarom aan een gezamenlijke, Europese infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek naar voeding, gezondheid en consumentengedrag. Eén Europese onderzoeksinfrastructuur betekent dat we straks één set aan indicatoren hanteren die op dezelfde manier met dezelfde soort data gevoed worden. Dit maakt het mogelijk om onderzoeksgegevens met elkaar te vergelijken, te verbinden en te delen. Het betekent ook dat we beter kunnen vaststellen over welke thema’s we nog te weinig weten en hoe we die kenniskloof kunnen dichten. Dit is in ieders belang: van consumenten en bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie tot beleidsmakers en voedingsdeskundigen.
Consument als linking pin
Ik vind de komst van een Europese onderzoeksinfrastructuur een cruciale stap op weg naar wetenschappelijke doorbraken en, als gevolg daarvan, succesvolle gedragsinterventies en innovatieve voedselproducten. Consumentendata over koopgedrag, leefstijl, bereiding, consumptie en de effecten van voedsel in het lichaam vormen hiervoor de basis. Daarom willen wij de consument als linking pin een platform bieden waarop de consument op vrijwillige basis individuele data over gedrag, voedselinname en gezondheid deelt. Op basis van deze gegevens ontvangt de consument vervolgens individuele feedback, afhankelijk van de situatie, het consumptiemoment en de locatie. Dit gebeurt in het EU-project RICHFIELDS.
In de Verenigde Staten is wetenschappelijk onderzoek naar een ziekte als obesitas al vele decennia gestandaardiseerd. In Europa missen we die standaardisatie nog, waardoor er een enorm gat gaapt in het kennisdomein. Met één Europese onderzoeksinfrastructuur ontstaat er grensoverschrijdend consumenteninzicht en kunnen we voeding en gezondheid veel zorgvuldiger een plek geven in de Europese en nationale onderzoeksagenda’s. Laten we het gapende gat vullen!
Wil je meer weten over dit onderwerp? Bezoek dan ook Onderzoeksinfrastructuur voor voeding en gezondheid op wur.nl.