De bodem is hot, hoe zorgen we dat dit wat oplevert?
De bodem heeft een emancipatieproces doorgemaakt. Jarenlang ging het om ‘hoe passen we de bodem zo aan dat we op iedere plek kunnen doen wat we willen?’. Sinds kort gaat het eindelijk over de vraag wélke bodem we nu eigenlijk onder onze voeten hebben en wat die bodem ons te bieden heeft. Over hoe we haar veerkrachtig kunnen houden en gebruik van haar kunnen maken zonder haar uit te putten. En over hoe we haar in een betere conditie door kunnen geven aan de volgende generaties.
Jaar van de bodem
Het jaar van de bodem van de Verenigde Naties in 2015 heeft wat dat betreft gezorgd voor een wereldwijde wake-up call. Tijdens de klimaattop in Parijs in december van dat jaar (COP21) werd ook het 4/1000 initiatief omarmd door de aanwezige landen. Het idee is om meer CO2 op te slaan als organische stof in de vruchtbare bovenlaag, onder meer door minimale grondbewerking, vruchtwisseling, gebruik van groenbedekkers en gemengde teelten. Daarmee kwam ook het besef dat landbouwbodems niet alleen een cruciale rol in de voedselzekerheid spelen, maar ook in het terugdringen van het klimaatprobleem.
In Nederland bracht onder meer landbouworganisatie LTO het nut van bodemleven weer onder de aandacht van haar leden. Van het minuscuul kleine beerdiertje verschenen knuffels, hangertjes en afbeeldingen op T-shirts. Ook de media besteedden meer aandacht aan de bodem.
Toch werd ook pijnlijk duidelijk hoe slecht het op veel plaatsen met de bodem gesteld was. Een Nijmeegse hoogleraar sprak in januari van dit jaar zelfs van ‘zombiegrond’, nadat eerder weilanden als ‘woestijnlandschappen’ waren betiteld.
Lichtpunt
Een belangrijk lichtpunt was de Kamerbrief Bodemstrategie in mei van LNV-minister Schouten. Ze schetste daarin het streefbeeld dat alle Nederlandse landbouwbodems duurzaam worden beheerd en de bodemkwaliteit zo hoog mogelijk blijft, ook voor volgende generaties. Dat de bodem als een Olympisch kampioen optimaal al haar ecosysteemdiensten kan leveren en samenleving de inspanning voor duurzaam bodembeheer waardeert. Ook de landbouwvisie van LNV van begin september, die kiest voor kringlooplandbouw, erkent de essentiële rol van de gezonde bodem als basis voor landbouwproductie.
Doorgeven aan volgende generaties
Voor veel bodemkundigen is deze aandacht en erkenning van de eigen waarde van de bodem een droom die uitkomt. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat geen dagdroom blijkt, maar een werkelijke omslag betekent? Dat de Bodemstrategie realiteit wordt? Dat de samenleving de bodem herkent als een levend geheel en de basis onder ons bestaan?
In Nederland hebben we al veel bodemkwaliteit tools: neem het Bodempaspoort van LTO, de Bodem-APK, Soil Health Index en bodemmeetlat BioESoil. Ook blijven er lokaal nieuwe bodeminitiatieven ontstaan variërend van het Twentse Bodemcafé, Groene Tafels Bodempioniers van de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en Herenboeren-boerderijen, een kleinschalig gemengd bedrijf in eigendom van een coöperatie van consumenten. Verder is er iedere week wel ergens een bodemdag.
Brede samenwerking & kennisverbinding
Maar een groep Overijsselse boeren die met bodemverbetering bezig is kent de Zeeuwse collega’s met dezelfde ambitie niet. Natuurlijk, de lokale bodem verschilt, maar veel maatregelen zijn wel in beide regio’s effectief. Denkprocessen, samenwerkingsverbanden en succesvolle communicatie zijn bijvoorbeeld belangrijke aspecten om te delen. Zonder breed overzicht, mogelijk centraal gecoördineerd, blijft het effect van lokale bodeminitiatieven ten eerste beperkt. Ten tweede lopen ze het risico het wiel opnieuw uit te vinden en geld en energie te verspillen.
Ik vind daarom dat een deel van de energie die nu in het opzetten van nieuwe initiatieven zit, zou moeten gaan naar het verbinden van kennis die we al hebben en de losse initiatieven die al bestaan. Om op basis daarvan de totale impact – na mogelijke opschaling – te gaan overzien. Dat is ook belangrijk om negatieve effecten op andere aspecten te voorkomen. Als we teveel focussen op één ecosysteemdienst van de bodem, bijvoorbeeld vastlegging van organisch koolstof in de bodem, dan bestaat het risico dat we het productievermogen van de bodem uit het oog verliezen. Met als extreem voorbeeld dat we misschien steeds meer chemische onkruidbestrijding gaan gebruiken om de bodem maar niet te hoeven keren. We moeten steeds het totaalplaatje en de langetermijneffecten in het oog houden.
Gezamenlijk programmeren
Naast alle lokale initiatieven hebben we in Nederland ook diverse grote onderzoeksprogramma’s waarin de bodem ruim aandacht krijgt. Zoals Beter Bodembeheer, een publiek-privaat samenwerkingsprogramma van bedrijven, boerenorganisaties en het ministerie van Economische Zaken onder leiding van Wageningen University & Research en het Louis Bolk Instituut. Het programma wil door een integrale aanpak de kennis van bodem en bodemprocessen vergroten en een handelingsperspectief bieden voor alle partijen die met de bodem werken.
Ook op Europees niveau kunnen we veel van elkaar leren en is gezamenlijke programmering de volgende stap. Op dit moment werken Wageningen en INRA met wetenschappers en beleidsmakers uit 22 Europese landen aan een voorstel voor een European Joint Programming waarin handelingsperspectieven voor lokale initiatieven, bodembeleid en standaardisering van het verzamelen van bodemdata aan de orde komen.
We moeten voorkomen dat de aandacht voor de bodem weer wegzakt en ze weer een speelbal van de gebruikers wordt. Alleen gezamenlijk programmeren en kennis en ervaringen delen gaat de juiste maatregelen opleveren voor duurzaam bodembeheer. Daarbij is het belangrijk dat de resultaten niet verpakt in rapporten in de kast komen te liggen, maar er voldoende energie wordt gezet op de grootschalige toepassing in de praktijk, bijvoorbeeld via al die individuele lokale initiatieven. Alleen zo krijgen we een op grote schaal duurzaam beheerde bodem, en hebben we als samenleving letterlijk de basis om alle maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. Want, zoals ik al in een eerder blog beschreef, is het de gezonde bodem die de basis is voor het antwoord op de maatschappelijke uitdagingen zoals beschreven in de Sustainable Development Goals (SDGs).