Dubbele voedselparadox en dubbele voedselpetitie
Om de huidige stand in voedingsland aan te geven, heb ik het ook wel over de dubbele voedselparadox. De eerste paradox gaat erover dat we in de menselijke geschiedenis nog nooit zo overdadig en uitbundig omringd zijn door voedsel als nu, terwijl tegelijkertijd eten ver van ons af is komen te staan. De tweede paradox hangt met de eerste samen. Het gaat om de genoemde overvloed aan voedsel in combinatie met de aanwezigheid van onbehagen. Voedselrijkdom leidt niet alleen of automatisch tot voedselvreugde onder het consumentenpubliek.
We weten niet meer wat we eten, wie ons voedsel maakt en op welke manier.
De fysieke en mentale afstand tussen productie en consumptie van eten uit de eerste paradox is voedingsstof voor de onvrede uit de tweede. We weten niet meer wat we eten, wie ons voedsel maakt en op welke manier. De complexe en mondiale agrifoodketens zijn ondoorzichtig en onnavolgbaar. Wat er achter stal-, fabrieks- en laboratoriumdeuren gebeurt, is voor velen een vraag zonder duidelijke antwoorden. We baden in voedingsweelde, maar desondanks baart het anonieme eten afkomstig van anonieme producenten de nodige zorgen en maakt het onrustig.
Voortekenen van een voedseldemocratie
Diezelfde consumentenzorgen en –onrust nemen gemakkelijk nog meer toe als consumenten wel (denken te) weten hoe hun eten wordt gemaakt of vermarkt. Dat er niet eens een uniek voedselschandaal voor nodig is om de gemoederen bezig te houden, laat de dubbele voedselpetitie zien die momenteel de (media-)aandacht trekt. Zo is er de campagne van Wakker Dier tegen de kiloknaller, waar de teller van ondertekenaars richting de 45.000 gaat en die zich gesteund mag weten door een groep hoogleraren. En er is de petitie van Varkens in Nood tegen de biggensterfte, die door meer dan 67.000 mensen is ondertekend. En passant zijn er ingezonden brieven in de Volkskrant te lezen waarin gepleit wordt tegen het Vinkje (21 april), respectievelijk tegen het vroege scheiden van koe en kalf (28 april).
De agrifoodsector mag zich erop voorbereiden dat (kritische) burgers en ‘buitenlui’ zich vaker gaan mengen in voedseldiscussies
Alle gevallen getuigen evengoed van bezorgdheid als van betrokkenheid. Het zetten van handtekeningen onder een ‘nee’ dat betrekking heeft op voedingsgerelateerde kwesties, is een indicatie dat ‘buitenstaanders’ zich tegen eten aan wensen te bemoeien. Mogelijk zijn dit voortekenen van een voedseldemocratie die verder gaat dan de democratisering van voedsel in de betekenis van de beschik- en betaalbaarheid van voedsel voor steeds meer mensen. Nu we dit stadium hebben bereikt conform de eerste voedselparadox, komen we in de fase waarin consumenten inspraak willen door zich uit te spreken en te zoeken naar media en medestanders om het ongenoegen kenbaar te maken – conform de tweede voedselparadox.
De agrifoodsector mag zich erop voorbereiden dat (kritische) burgers en ‘buitenlui’ zich vaker gaan mengen in voedseldiscussies. Ze zullen bovendien niet alleen de agrifoodsector of de politiek aanspreken op hun verantwoordelijkheden en handelingsperspectieven, maar ook hun medeburgers. Dit laatste kan helpen om onderling argumenten uit te wisselen, bewustwording over voedsel te vergroten en de realisatie te versterken dat consumenten tot meer in staat zijn dan het maken van achteloze en machteloze voedingskeuzes.
Branche wil in gesprek met burgers over voedsel
Alsof het zo moest zijn in deze tijden van voedselpetities en –pamfletten, maakt de FNLI, de koepelorganisatie van de Nederlandse levensmiddelenindustrie, op 25 april wereldkundig dat de fabrikanten het open gesprek met burgers en andere maatschappelijke belangstellenden aan willen gaan om het vertrouwen in de sector te versterken.
Aan dit vertrouwen schort het nogal. Dit wordt nog maar eens bevestigd in het door de https://weblog.wur.eu/river-essay-in-marathi/ waarin consumenten is gevraagd in hoeverre men vertrouwen heeft in de Nederlandse levensmiddelenindustrie. Eenderde van de meer dan duizend respondenten koestert het nodige wantrouwen, terwijl meer dan veertig procent te kennen geeft hier wel vertrouwen in te hebben. Wat achter deze percentages schuilgaat blijft in het ongewisse. Verdiepende onderzoeksvragen worden niet gesteld – men heeft evenmin nota genomen van de https://weblog.wur.eu/my-favourite-celebrity-essay-spm/, die hiertoe had kunnen inspireren. Kennelijk is de gedachte dat de cijfers voor zichzelf spreken of dat wantrouwen en vertrouwen van consumenten alleen te maken hebben met productveiligheid of –informatie.
Voedselparadox: Consumentenvertrouwen bouwen is fundamentele kwestie
Dat is allemaal oppervlakkig: consumentenvertrouwen is veel subtieler en fundamenteler. Het gaat over welk voedselsysteem mensen eigenlijk willen. Over dat ze een relatie met eten willen die meer waarde heeft dan ‘ik moet nu eenmaal eten’. Het gaat over how to write an expository essay step by step (‘de ondraaglijke vanzelfsprekendheid van ons eten’), over de zoekgeraakte menselijke maat of het verloren contact, over het gesjoemel of gesleep met eten beu zijn, over met een beter gevoel boodschappen willen doen, over de ambivalenties tussen bulk en betaalbaar voedsel, en dergelijke. Kortom, vertrouwen heeft vaak een betrekkelijk vage en gevoelsmatige basis en is niet altijd gestoeld op concrete en feitelijke zaken. Vertrouwen is bovendien niet maakbaar noch te bezitten.
Het zal de openheid van het beoogde gesprek ten goede komen als de levensmiddelenbranche zich dit alles ter harte zou nemen. Hetzelfde geldt voor het omdraaien van de in het onderzoek gestelde vraag. De vraag is niet zozeer in hoeverre consumenten vertrouwen in de levensmiddelenindustrie hebben, maar vooral waarom consumenten vertrouwen zouden mogen hebben in de levensmiddelenbranche. De ‘bewijslast’ verschuift dan immers naar de foodsector zelf. Dit lijkt me een alleszins gerechtvaardigde insteek om het gesprek te openen.
Ik ben benieuwd naar uw reactie.