Vleesconsumptie: vleesminderen is aan het inburgeren
Vlees eten is iets alledaags voor veel Nederlandse consumenten. Dat is nog niet zolang. Sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw is het gewoner geworden om meer en vaker vlees te eten. Vanaf die tijd heeft de vleesconsumptie van de gemiddelde Nederlander zich verdubbeld tot boven de 40 kilo. De geconsumeerde hoeveelheid is tussen 1990 en 2010 nooit onder die 40 kilo gekomen. Maar na 2010 is een verandering te zien: er is sprake van een licht dalende trend in de vleesconsumptie en de grens van 40 kilo wordt doorbroken. Mondjesmaat eten we minder vlees. Elk jaar een pond vlees per persoon per jaar minder, om in 2015 uit te komen op 37,7 kilo. In vergelijking met tien jaar geleden, een daling van zes procent.
De flexitariër
Deze trend in de vleesconsumptie past in het beeld dat consumentenstudies schetsen van vleesminderen. Er blijken nogal wat vleesminderaars te zijn. Grote groepen mensen geven aan meerdere dagen per week geen vlees te eten. De vrijwillige matiging van vlees door consumenten noemen we ook wel flexitarisme. De flexitariër zet in meer of mindere mate stappen in de richting van een voedingspatroon waar de https://weblog.wur.eu/essay-on-problems-of-overpopulation-in-pakistan/en de daarop gebaseerde essay on building character naartoe wijzen: verminderd dierlijk (vlees, vis, zuivel, eieren), meer plantaardig (groenten, fruit, granen, noten, peulvruchten).
Mondiale vleesconsumptie
Dit is niet de richting die op wereldschaal wordt gevolgd. Het mondiale vleesverlangen neemt juist toe. De verwachting is dat een groeiende en welvarender wordende wereldbevolking de komende decennia gaat leiden tot een stijgende vraag naar vlees. Tegelijkertijd weten we dat de toenemende productie en consumptie van vlees een zware belasting voor natuur en milieu betekent. Er is veel onderzoek dat de impact van de veehouderij op afnemende biodiversiteit, stikstof- en watervoorraden of de uitstoot van broeikasgassen bevestigt.
Het mondiale vleesverlangen neemt juist toe.
Natuurlijk, allerlei nuances zijn mogelijk op de regel dat de productie en consumptie van vlees duurzaamheidsproblemen veroorzaakt. Het ene stukje vlees, het ene vleesproductieproces, is het andere niet. Kip kent een lagere milieudruk dan rundvlees, het vervangen van je stukje vlees door een kaas- of zuivelproduct zet weinig duurzame zoden aan de dijk, vee gehouden op gronden die voor weinig anders zijn te benutten hebben een andere milieubelasting dan vee dat intensief wordt bijgevoederd, etc.
Meatless Monday
Dat deze kwesties voor veel consumenten ondoorzichtig en onbekend zijn, betekent niet dat ze er ook niets mee kunnen. Integendeel. Consumenten kunnen hun ecologische voetafdruk eenvoudig verkleinen door minder dierlijk en meer plantaardig te eten. Veel consumenten zijn hier al mee bezig. Flexitarisme is bovendien laagdrempelig omdat vlees niet in de ban gedaan hoeft te worden. Inslaan van de flexitarische weg is een begaanbare en eigentijdse route die aan het inburgeren is. Consumenten worden hierbij geholpen door de hoge kwaliteit van plantaardige vleesvervangers – van Nederlandse makelij – die tegenwoordig op de markt zijn. En eveneens door een gewoonte te maken van een ‘meatless Monday’ of ‘donderdag veggiedag’, als moderne én plantaardige variant op de ‘woensdag gehaktdag’ of ‘vrijdag visdag’.
Ik ben benieuwd naar hoe u hier over denkt. Probeert u ook uw vleesconsumptie te verminderen?
Waar ik als vegetariër erg benieuwd naar ben of bepaalde bevolkingsgroepen veel vaker flexitarier zijn dan anderen. Klopt het dat vrouwen een stuk minder vlees eten dan mannen? En dat onder jongeren het aantal vegetariërs en flexitariers een stuk hoger ligt dan het landelijk gemiddelde?