Wageningen werkt met onder meer Indonesische partners aan behoud van veengronden in Indonesië. Dat is belangrijk voor het in stand houden van de biodiversiteit, maar zeker ook voor het klimaat. Want veen dat verdwijnt door brand of oxidatie draagt veel bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot.
Hoe ziet dat tropisch veen eruit? Het is anders dan de venen die we in Nederland kennen. Veen ontstaat als door natte omstandigheden meer plantmateriaal wordt vastgelegd dan wordt afgebroken. In Nederland zijn veenbodems veelal gevormd door planten als mossen, riet of zegge. “In de tropen zijn bomen de veenvormer en hierdoor is het veen veel grover, met veel hout- en wortelresten”, vertelt Henk Wösten, bodemkundig onderzoeker bij Wageningen Environmental Research (Alterra). “Het veen is daardoor ook veel poreuzer en waterdoorlatender.”
CO2 vastleggen
Onder natte omstandigheden kan tropisch veen met een millimeter per jaar aangroeien, dankzij de bomen die erop groeien, tot wel 20 meter dik. “Het legt zo veel CO2 vast. Daarom is er in de Kyotoprotocollen ook aandacht voor behoud van die functie.”
Oliepalm en acacia
Als in het tropisch veen de grondwaterstand lager is dan een halve meter, dan komen in de bovenste laag afbraakprocessen op gang. Die gebruiken zuurstof en stoten CO2 uit. De bodem klinkt hierdoor in. Op plantages op veengrond met oliepalm of acacia (veelgebruikt in de papierindustrie) wordt het grondwaterpeil kunstmatig verlaagd door drainage, want anders kunnen de bomen niet groeien. “Een oliepalm wil het grondwater graag op 80 centimeter onder het maaiveld hebben”, zegt Wösten. De drainage zorgt het hele jaar door voor bodemdaling. Bij deze 80 centimeter is dat jaarlijks ongeveer 8 centimeter. “Daarvan gaat 60 procent als CO2 de lucht in, de andere 40 procent droogt permanent in en verdicht tot turf.” Op deze manier geeft elke centimeter grondwaterstandverlaging ongeveer 0,9 ton CO2 uitstoot per hectare per jaar. Die ene centimeter levert zo evenveel uitstoot op als een nieuwe auto in Nederland die in een jaar 9000 kilometer rijdt. Dat er zoveel palm- en acaciaplantages zijn op veengrond komt omdat veengrond veelal wordt gezien als woeste gronden waar nauwelijks eigendomsclaims op liggen.
“Drainage van veengrond zorgt ieder jaar opnieuw voor veenafbraak en dus CO2-uitstoot en bodemdaling”
Veenbrand
Een tweede gevolg van drainage is dat de bodem droger en dus brandbaarder wordt. Ieder jaar zijn er in Indonesië grootschalige veenbranden. Naar de oorzaak van de brand is het meestal gissen. Ze kunnen expres zijn aangestoken, maar ook ontstaan door bijvoorbeeld blikseminslag of een weggegooide sigarettenpeuk. Wösten: “En als veen eenmaal brand, is het lastig die brand te bestrijden. Branden breiden zich ondergronds uit.” Deze branden leveren ook veel rookoverlast op, tot in de buurlanden aan toe, en dus ook veel CO2-uitstoot. Daarnaast bedreigen de branden het leefgebied van zeldzame flora en fauna, waaronder orang-oetans.
Bescherming
Indonesië spant zich de laatste jaren meer in voor veenbehoud, met wet- en regelgeving en monitoring. Veengronden dikker dan drie meter zijn inmiddels wettelijk beschermd en er is een moratorium geweest op plantages op veengrond; palmbomen groeien immers ook op minerale grond.
Vernatting
Om versnelde veenafbraak en veenbranden te voorkomen is vernatting van veengebieden nodig. Wagenings onderzoek draagt daar op twee manieren aan bij. Om te beginnen werken onderzoekers in Indonesië aan herstel van veengebieden door vernatting. Daarvoor loopt nu onder meer een project met het Wereldnatuurfonds, de universiteit van Sriwijaya en de Duitse organisatie Remote Sensing Solutions in een gebied van 100 duizend hectare op het eiland Sumatra.
“In dergelijke gebieden lopen drainagekanalen van soms maar een meter breed maar wel soms 10 kilometer lang. Deze zijn ook gebruikt om hout uit het bos te halen. We maken van lokaal beschikbare materialen dammen in de kanalen om het veen weer te vernatten. Dat stopt de afbraak van veen en geeft de bodem de kans om zelfs weer CO2 te gaan vastleggen. Iedere euro geïnvesteerd in vernatting is daarom minstens zo effectief als onze inspanningen in Nederland om energie te besparen. Omdat klimaatverandering zich niet houdt aan landsgrenzen, is bijdragen aan minder uitstoot in Indonesië ook in ons belang.”