E-nummers in voedsel staan bij veel consumenten symbool voor onnatuurlijk en onbetrouwbaar. Maar de toevoegingen hebben juist een E-nummer als bewijs dat ze niet schadelijk zijn. De 350 hulpstoffen verbeteren houdbaarheid, smaak of uiterlijk, of voorkomen schifting. Vele komen in de natuur voor, zoals zuurstof en citroenzuur.
Wat vertrouwen we niet, wie vertrouwen we niet, en waarom niet? Wat is vertrouwen eigenlijk?
Bewerkt voedsel wekt wantrouwen op bij de consument. We geloven liever dat ons voedsel vers en ambachtelijk is geproduceerd, in plaats van dat het uit de fabriek komt. De industriële voedselproductie is nodig om alle wereldbewoners te kunnen voeden. Daarom zijn er mooie technieken ontwikkeld om gezond voedsel te produceren, dat lang houdbaar is, goede voedingswaarde heeft en ook nog lekker is.
“De vraag is of de afkeer van consumenten voor e-nummers iets zegt over de e-nummers zelf of over een ongemakkelijk gevoel over industriële productie van voedsel in het algemeen”
Een nadeel is dat de consument niet kan zien hoe het productieproces precies verloopt, het gebeurt grotendeels achter gesloten deuren. Dat leidt tot wantrouwen. De industriële voedselproductie leidt tot een tegenbeweging, mensen krijgen meer hang naar biologische productie. Maar het voeden van alle wereldbewoners lukt niet met uitsluitend biologische productie. Lees verder in de longread: E-nummers, vriend of vijand?
Onder consumenten zou een gebrek aan vertrouwen in voedsel bestaan. Wetenschappers en bedrijven zouden juist weinig vertrouwen hebben in diezelfde consumenten omdat ze ‘toch niet willen luisteren’. En de media zouden kwesties alleen maar verder opblazen. Wat zijn de motieven en belangen van tegenexperts en waarom lopen de gesprekken vast?