Kringlooplandbouw

Het aantal boeren kan toenemen: feit of fabel?

Regelmatig lees ik op social media of in kranten dat het aantal boeren in Nederland zou moeten toenemen. De redenering is dat meer boeren betekent dat deze ook kleinschaliger zijn, een andere wens die vaak is te horen.

Een toename van het aantal boeren zou ingaan tegen de trend van de afgelopen decennia. In 1950 waren er nog zo’n 410.000 landbouwbedrijven, in 2000 was dit gedaald tot 97.000. Anno 2020 zijn er nog bijna 53.000 bedrijven. Om te weten of deze trend – een jaarlijkse afname met 2 tot 3% van het aantal bedrijven – is te keren, moeten we weten waarom het aantal bedrijven afneemt. In de kern is dat de wens van de ondernemer een inkomen te behalen dat gelijke tred houdt met de inkomens in de rest van de maatschappij. De groeiende algemene welvaart – in klassieke zin gemeten op basis van het BNP – is mede te danken aan een hogere arbeidsproductiviteit. Technologie, zoals betere machines en IT, hebben daar belangrijk aan bijgedragen. Zo konden de algemene lonen stijgen.

De ontwikkelingen in de landbouw zijn vergelijkbaar. Het loont – letterlijk – om nieuwe technologie in te zetten en zo de opbrengst per ha of dier te verhogen, en daarmee het inkomen. Veel van die technologie is gericht op arbeidsbesparing en pas interessant bij een bepaalde schaal van het bedrijf. Het leidt er toe dat er op een gegeven moment arbeid ‘over’ is op een bedrijf. Het bedrijf levert geen voltijdsbaan meer. Dan is er een aantal mogelijkheden. Het bedrijf verder opschalen, de ‘overtollige’ arbeid inzetten voor een neventak (‘verbreding’) of buitenshuis gaan werken.

Opschalen

In de praktijk worden alle drie de strategieën ingezet, waarbij de eerste de overhand heeft. Veel ondernemers zien deze strategie als de beste manier om perspectief te houden op een voldoende inkomen. Men gaat door met wat men kent en waar men goed in is, en waarvoor is gekozen bij de overname van het bedrijf. En vaak loont het, grotere bedrijven hebben grosso modo een beter inkomen.

Verbreding

Een neventak opzetten is van een andere orde, vraagt andere kwaliteiten en moet ook passen bij ondernemer en (ligging van het) bedrijf. Het aantal bedrijven dat een vorm van verbreding kiest is de laatste jaren gestegen. Agrarisch natuur- en landschapsbeheer en verkoop aan huis zijn de meest voorkomende verbredingsactiviteiten, waar ook loonwerk voor derden en verwerking van landbouwproducten onder worden geschaard. Volgens CBS Statline haalt 19% van de bedrijven met verbreding meer dan 50% van de bedrijfsopbrengsten uit de extra tak, 56% van de bedrijven minder dan 10%. Over hoeveel inkomen het uiteindelijk oplevert, is nauwelijks iets bekend. Voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer is te beredeneren dat het extra inkomen beperkt is, de grondslag voor de vergoeding is gekoppeld aan de teruggang in agrarische productie. Om deze optie lonender te maken, zou een andere beloningsgrondslag – uitgaande van de waarde van geleverde natuur en landschap – te verkiezen zijn. Vooralsnog is dit toekomstmuziek, onder meer vanwege de juridische EU-kaders.

Baan buitenshuis

Een baan buitenshuis is de derde optie. Dit kan, evenals de subsidies die via het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden verstrekt, een stabiele bron zijn van extra inkomsten. De afgelopen jaren ging het gemiddeld om zo’n 7 tot 9% van het totale inkomen (inkomen uit bedrijf plus inkomen van buiten bedrijf).

Terug naar de beginvraag, kan het aantal boeren toenemen? Het antwoord is nee, tenzij er actief bedrijven gesplitst gaan worden. Los van de vraag of dat kan en wenselijk is, betekent het ook dat bedrijven die nu een schaal hebben die optimaal is, daar onder komen. Linksom of rechtsom betekent dit óf interen op het inkomen, óf één van de hiervoor beschreven strategieën kiezen.

Mobiele versie afsluiten