Eind oktober stond ik met een filmjournalist in een Drents weiland om kringlooplandbouw uit te leggen voor een video. Ik heb onder andere verteld over de mineralenkringloop van bodem – veevoer – dieren – mest, zoals deze op een melkveebedrijf of een gemengd bedrijf bestaat. Die kringloop is niets nieuws, al is het wel de uitdaging om deze te optimaliseren. Echter, een landbouwbedrijf produceert voedsel, zoals melk en aardappelen, waarmee mineralen van het bedrijf weggaan. Zonder aanvulling van buiten raakt de bodem uitgeput en zal de productiviteit afnemen. Het Nederlandse mestbeleid is zo ingericht dat de afvoer mag worden gecompenseerd via de toegestane aanvoerruimte van stikstof en fosfaat via mest en kunstmest, zodat de bodemvruchtbaarheid niet afneemt (dit geldt niet voor een deel van de melkveebedrijven, vanwege de regels van de derogatie in combinatie met verplichte mestafvoer kan daar wel een negatieve fosfaatbalans ontstaan). Maar waar komt deze aanvulling vandaan?
Meer mest dan we mogen gebruiken
In Nederland bestaat de situatie dat veel melkveebedrijven meer mest beschikbaar hebben dan ze op hun eigen land mogen gebruiken. Daarnaast heeft Nederland relatief veel intensieve veehouderijbedrijven (varkens, pluimvee), die vaak weinig of geen eigen grond hebben. Deze bedrijven hebben dus alle mest over. Alle mest van alle veehouderijbedrijven die ze verplicht moeten afvoeren, is vervolgens nog ruim voldoende voor alle akkerbouw- en groentebedrijven samen. Met andere woorden: de Nederlandse landbouw produceert dus meer mest dan we op alle Nederlandse landbouwgrond mogen gebruiken.
Dat is een bijzondere situatie: het betekent dus dat de mineralenbalans van de BV Nederland sterk positief is. Dat klopt ook: er komt jaarlijks ruim 105 miljoen ton fosfor Nederland binnen, terwijl er slechts 65 miljoen ton fosfor weer geëxporteerd wordt (zie figuur 1, gebaseerd op Smit et al, 2015). De grootste aanvoerbron is veevoer (70 miljoen ton fosfor). Dat wordt door koeien, varkens en kippen voor het grootste deel omgezet in mest, die dus in Nederland beschikbaar komt.
Veel dieren, maar ook veel mensen in Nederland
Dat is echter nog maar de helft van het verhaal: in Nederland hebben we niet alleen veel dieren, maar ook veel mensen. Die zetten hun voedsel ook om in ‘mest’ en andere afvalstromen, maar deze komen niet of nauwelijks weer terug in de landbouw. Samen met industrieel afval is deze menselijke afvalstroom goed voor zo’n 20 miljoen ton fosfor per jaar, die vrijwel geheel verdwijnt uit de kringloop. Dat is wat mij betreft niet duurzaam: fosfaat is een eindige grondstof en we spoelen het hier letterlijk door de WC. Natuurlijk is het lastig, want ons afvalsysteem is technisch niet ingericht als circulair, maar als lineair systeem: zo snel en veilig mogelijk afvoeren. Daarnaast is ons afval(water) verontreinigd met ziekteverwekkers, medicijnresten, hormonen en zware metalen en kan dit niet zomaar als meststof op het land worden gebruikt.
Twee circulaire opties
Wie vanuit deze optie naar allerlei visies en verhalen over kringlooplandbouw kijkt, zal soms de wenkbrauwen fronsen. Dat gebeurt mij in ieder geval regelmatig: zo zet de veehouderij sterk in op het vervangen van kunstmest door dierlijke mest. Ik begrijp heel goed dat hiermee de afzetmarkt van dierlijke mest iets groter wordt, maar als BV Nederland verandert er betrekkelijk weinig. De rest van de mest, het overschot, wordt grotendeels geëxporteerd en elders als meststof gebruikt. Maar nog steeds gaat er 20 miljoen ton fosfor verloren in het afvalsysteem. De echte opgave is om dat grote en bijna onomkeerbare verlies te voorkomen. Daarmee zal het fosforoverschot in Nederland toenemen. De volgende keus is of de fosforbalans in Nederland in evenwicht moet komen, of dat je het overschot gaat verwerken en afvoeren. De eerste optie is minder fosfaat via veevoer importeren en de afname aan dierlijke mest vervangen door fosfor uit de afvalketen. Dat zou neerkomen op een reductie van ongeveer één derde van de fosforimport via veevoer en dus ook op een forse krimp van de veestapel (zie figuur 2).
De tweede optie is om de fosfor uit het afvalsysteem, samen met het fosforoverschot van de landbouw, te verwerken en te exporteren. Daarmee zou in theorie de Nederlandse veehouderij niet hoeven te krimpen (zie figuur 3).
Strategische keus is nodig
Wie deze opties op zich in laat werken, zal zich afvragen wie dit gaat betalen: beide opties zijn kostbaar en lastig te realiseren. We hebben al een overschot en met het terugwinnen van fosfor uit ons afvalsysteem wordt dat alleen maar groter. Tegelijkertijd: fosfor is een eindige hulpbron waar we veel zorgvuldiger mee om moeten gaan. Ik daag iedereen uit om met een goedkopere, makkelijke circulaire oplossing te komen voor het landbouw- en voedselsysteem in Nederland. Tot die tijd stel ik voor dat we beide opties gaan uitwerken als belangrijkste bouwstenen van de LNV-visie over kringlooplandbouw. En als de minister haar taak serieus neemt, zal ze ook aansturen op een gefundeerde keus voor daadwerkelijk sluiten van de kringloop in de toekomst. Dat vraagt niet alleen visie, maar ook leiderschap en lef. Dat wens ik haar in ieder geval toe!