Recent heeft minister Schouten haar Realisatieplan Kringlooplandbouw gepresenteerd. In het Realisatieplan staan verschillende acties vanuit het beleid die het voor de agrariërs makkelijker moeten maken om te gaan boeren volgens de principes van de kringlooplandbouw. Terecht constateert ze ook dat een gezond economisch perspectief voor agrarische ondernemers een harde voorwaarde is om de overstap naar kringlooplandbouw te kunnen maken. Maar de vraag is of kringlooplandbouw niet stuk gaat lopen op de harde wetten van de economie, de toch min of meer autonome krachten in de landbouwsector.
| Co-auteur: Krijn Poppe
Trends tot schaalvergroting en intensivering blijven
Allereerst de trend tot schaalvergroting in combinatie met specialisatie. Al sinds jaar en dag daalt het aantal agrarische bedrijven in Nederland, gemiddeld met 2 tot 3% per jaar. Het areaal grond daalt veel minder hard, gemiddeld met 0,3% per jaar. De grondgebonden bedrijven zijn dan ook veel groter geworden. In de niet-grondgebonden sectoren – glastuinbouw, intensieve veehouderij – is de afname van het aantal bedrijven en de schaalvergroting nog veel harder gegaan.
Deze trend is het gevolg van de toepassing van arbeidsbesparende technieken om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Zo kunnen inkomens in de sector de stijgende maatschappelijke welvaart volgen. Er is dan minder arbeid per ha nodig, en dus willen bedrijven groeien. De arbeidsproductiviteit is ook geholpen met een groter gebruik van productiemiddelen als kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en energie. Het is op zich dus niet ongewenst dat jaarlijks een deel van de bedrijven geen opvolger heeft en de volgende generatie wat anders gaat doen. Anders verslechtert de structuur en blijven inkomens achter. Verbreding via natuurbeheer of zorglandbouw biedt hier maar beperkt soelaas. Een deeltijdbaan buitenshuis levert al gauw meer op.
Technische ontwikkeling speelt in dit proces dus een zeer belangrijke rol, denk aan melkrobots of milieu-investeringen. De schaalvergroting gaat ook vaak in sprongen, in samenhang met de capaciteit van bijvoorbeeld de melkmachine.
… en gaan gepaard met ongewenste effecten
Dankzij de schaalvergroting en intensivering is in Nederland na de Tweede Wereldoorlog in snel tempo een grootschalige en intensieve (in termen van gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen) landbouw ontstaan, met ongewenste externe effecten voor milieu, landschap en samenleving. Het zijn ook deze gevolgen die de minister – terecht – wil aanpakken met haar visie.
Deels gebeurt dat via de markt. Met duurzaamheidsschema’s als Beter Leven Keurmerk en On the way to Planet Proof proberen boeren, hun coöperaties en ngo’s de externe effecten te beperken en de consument mee te laten betalen. Dat levert allerlei investeringen op in keurmerken, inclusief certificering, die ook kostenverhogend en schaalvergrotend werken: voor grotere bedrijven zijn de lasten per kg lager want ze worden door meer kilo’s gedeeld.
Het gezinsbedrijf komt zo steeds meer onder druk te staan, al was het maar vanwege de groeiende vermogensbehoefte. In toenemende mate zit de productie bij grotere bedrijven, met soms meerdere vestigingen, en een specialisatie tussen de boer als manager en uitvoerende arbeidskrachten. Banken of afnemers krijgen steeds meer een vinger in de pap.
Deze trend is met beleid niet te keren, wel te vertragen. Ook kan beleid de gevolgen verzachten met zogenaamd flankerend beleid, zoals een stoppersregeling voor bedrijven die feitelijk te klein zijn geworden om voldoende inkomen te halen. Grotere land- en tuinbouwbedrijven produceren nu eenmaal veelal efficiënter (meer omzet per eenheid input) en behalen daardoor gemiddeld betere economische resultaten. Vaak zijn ze ook duurzamer en beschikken ze over uitmuntend ondernemerschap. Daar zijn ze groot mee geworden.
De markt beschikt
Een tweede harde economische wet waar kringlooplandbouw tegenaan loopt is het feit dat de markt de prijzen bepaalt. En dat is bovendien veelal de internationale markt. De Nederlandse agrosector is sterk georiënteerd op export en veranderingen hierin werken ook door in de toeleverende en verwerkende schakels die samenhangen met de primaire productie. Ook voor de binnenlandse markt zal moeten blijken hoe groot de animo is voor producten met een kringloop-plus, zowel bij de consument als bij tussenliggende schakels in de keten. De ervaringen met de afzet van biologische producten stemmen wat dit betreft niet optimistisch, evenmin als de grootschalige import van goedkopere grondstoffen door de verwerkende industrie.
Eisen aan de productie zullen op internationale afzetmarkten lang niet altijd verwaard kunnen worden. Dat geldt ook voor noties als het meer uit de directe omgeving betrekken van grondstoffen, inclusief veevoer. Los van de vraag hoe dit is af te dwingen, betekent dit uiteindelijk een krimp van het Nederlandse agrocomplex. Dat kan een keuze zijn als dat milieu-, natuur- en gezondheidswinst oplevert, maar dan zal kringlooplandbouw en de minister het moeten hebben van de steun van de consumenten tot ver in het buitenland.
Kortom, er zitten nog wel de nodige economische haken en ogen aan de visie. Tussen visie en praktijk staan niet zozeer praktische bezwaren als wel economische wetten. De intentie van kringlooplandbouw om duurzaamheidsproblemen aan te pakken is de juiste. Dit vergt betrokkenheid van alle actoren in het voedselsysteem.
De minister geeft in haar nota verschillende voorbeelden van boeren die aan nieuwe systemen werken. Deze verdienen navolging. In niches, nieuwe marktconcepten, nieuwe technieken en andere, multifunctionele, activiteiten zitten oplossingen, op zijn minst voor individuele boeren.
Daarbij mogen we echter niet uit het oog verliezen dat de visie ook zal leiden tot verliezers.
Helderheid over de smalle marges van beleid en de harde wetten van de markt is daarom gewenst. Flankerend beleid om dit proces in goede banen te leiden essentieel.