Kringlooplandbouw

Mest: van probleem naar waardevol product

Vaste mest strooien

Dierlijke mest is een belangrijke voedingsstof voor planten en bodemorganismen. In grote delen van de wereld is dierlijke mest een waardevol product. In Nederland en enkele andere regio’s in de EU wordt mest eerder als een probleem gezien. Het kernprobleem is dat er in deze regio’s teveel mest is: de meeste bedrijven, ook melkveebedrijven met veel eigen grond, hebben meer dierlijke mest dan ze op de eigen grond mogen gebruiken. Zelfs de BV Nederland heeft teveel mest: er is meer dierlijke mest beschikbaar dan op alle Nederlandse landbouwgrond aangewend mag worden.

Negatieve prijs als fraudeprikkel

In de praktijk bieden veehouders dus ook meer mest aan op de Nederlandse markt dan afgenomen kan worden door akkerbouwers. Dat leidt tot een negatieve prijs voor mest: de veehouder betaalt om van z’n mest af te komen en de akkerbouwer ontvangt mest gratis of met geld toe. Dit is overigens ook een prikkel voor fraude met mest: veehouders besparen geld als ze meer mest op het eigen land aanwenden dan toegestaan. Het vermoeden van o.a. het Planbureau voor de Leefomgeving is daarom ook dat illegaal mestgebruik een belangrijke oorzaak is van de hardnekkige waterkwaliteitsproblemen.

Strengere bemestingsnormen grootste oorzaak van mestoverschot

Overigens is het goed om te melden dat het Nederlandse mestoverschot vooral veroorzaakt wordt door strengere bemestingsnormen, niet door een grotere veestapel. Het aantal dieren en de mestproductie zit ongeveer rond het niveau van 2002, wat ook het referentiejaar is voor de nationale stikstof- en fosfaatplafonds. Echter, de gebruiksruimte voor dierlijke mest is sinds die tijd fors afgenomen door strengere bemestingsnormen voor stikstof en fosfaat. Een kleine verandering van het aanbod heeft wel grote gevolgen: de uitbreiding van de melkveehouderij rond 2016 (afschaffing van het melkquotum) leidde in heel Nederland tot een scherpe daling van de mestprijs. De verplichte krimp van de melkveestapel die volgde in 2017, maakte deze daling grotendeels weer ongedaan.

Een rondgang langs oplossingsrichtingen

Het is dus geen wonder dat met name de veehouderij al enige tijd op zoek is naar manieren om de kosten voor mestafzet terug te dringen. De titel van dit blogartikel symboliseert deze zoektocht. In de afgelopen jaren zijn allerlei ideeën langsgekomen en soms ook met enthousiasme omarmd. Echt succes is tot op heden uitgebleven. Dat vraagt om reflectie op de verschillende oplossingsrichtingen.

Akkerbouwers meer mest laten afnemen

Het idee vanuit mestaanbieders (veehouders, mestverwerkers) is dat akkerbouwers meer mest af zullen nemen als de kwaliteit van de mest wordt verbeterd door mestbewerking. Deze stelling is eenvoudig te weerleggen, want uit CBS cijfers blijkt dat de totale gebruiksruimte voor dierlijke N en P vrijwel volledig wordt benut, door akkerbouwers en veehouders. Er is dus helemaal geen ruimte om nog meer dierlijke mest af te nemen, uitzonderingen daargelaten.

Akkerbouwers gebruiken naast dierlijke mest ook kunstmest, met een belangrijke reden: kunstmest is snelwerkend, goed doseerbaar én kan toegediend worden in het gewas. Dat geldt niet voor de meeste dierlijke mestsoorten. Er zijn ook allerlei plannen om de kunstmeststoffen van de akkerbouwer te vervangen door vergelijkbare producten op basis van dierlijke mest. Dat levert mogelijk wel wat meer ruimte op voor de afzet van dierlijke mest, maar is niet gratis. Omdat deze producten vaak duurder zijn, wordt voorgesteld om akkerbouwers te verplichten om deze te gebruiken in plaats van kunstmest.

Als laatste: Rundveedrijfmest is eigenlijk niet zo’n beroerde mestsoort als wel wordt beweerd. De N-P verhouding past goed bij de gewasbehoefte en de bemestingsnormen van akkerbouwgewassen. Daarnaast zit er relatief veel organische stof in, waarmee de akkerbouwer als aanvulling op groenbemesters en gewasresten vaak een positieve organische stofbalans kan realiseren. Bewerken van rundveedrijfmest is vaak kostenverhogend en blijkt voor akkerbouwers dus helemaal niet nodig.

Mestraffinage en verwaarding van inhoudsstoffen

Een ander idee is om ‘waardevolle dingen’ uit mest te maken en zo een positieve economische waarde te realiseren uit mest. Dat varieert van chemicaliën voor de industrie tot vezels om kleding van te maken. Het grote probleem is dat alle waardevolle ingrediënten in mest ook in het veevoer zitten en dat het veel eenvoudiger en goedkoper is om ze daaruit te halen. Vanwege hygiëneredenen is het ook erg ingewikkeld om mest als grondstof te gebruiken, en zeker voor food toepassingen.

Het enige grote voordeel van mestraffinage is dat mest als grondstof veel goedkoper is (er zit zelfs geld bij). O wacht even, als je dus veel mest uit de markt gaat halen via raffinage stijgt de prijs van mest ook weer. Dat zal overigens zo’n vaart niet lopen, want dergelijke initiatieven zijn en blijven vaak klein.

Grootschalige mestverwerking en export

De gedachte is om dierlijke mest te verwerken en te exporteren, waarmee de mestmarkt weer in evenwicht komt. Het verwerken van varkensmest heeft dan de voorkeur boven rundveemest, niet alleen omdat Nederlandse akkerbouwers liever rundveemest gebruiken, maar ook omdat varkensmest meer fosfaat per kg organische stof bevat. Het product van mestverwerking is dan o.a. een fosfaatrijke organische meststof die geëxporteerd wordt naar o.a. Oost-Duitsland en Polen.

Dit is een serieuze optie om de mestmarkt in evenwicht te brengen. De grote uitdaging is om dit te organiseren: de kosten zijn fors (15-20 Euro per m3 verwerkte mest). Tot op heden betaalt de veehouder die mest laat verwerken alle kosten. Hij legt zich ook voor 10-12 jaar vast omdat de exploitant van de installatie zijn risico wil afdekken. Als er niets georganiseerd wordt, leidt dit tot free-rider gedrag: wie mest verwerkt, betaalt, en de rest profiteert van een hogere prijs voor mest. Dat geldt individueel, maar ook tussen sectoren: de varkenshouderij gaat niet alle kosten betalen als de melkveehouderij ervan profiteert.

Dit kan dus alleen collectief geregeld worden. Uit berekeningen van Wageningen Economic Research blijkt dat de collectieve kosten ook lager zijn dan de collectieve baten. Het grote voordeel voor de veehouderijsector is dat men de huidige omvang kan behouden. Op deze omvang is ook een grootschalige en efficiënte keten gebouwd van toeleveranciers, verwerkers en afnemers.

Krimp van de veestapel

De logica van de maatregel ‘krimp van de veestapel’ is eenvoudig: minder dieren in Nederland betekent ook minder mestaanbod. Dit is daarmee een tweede serieuze optie om de mestmarkt in evenwicht te brengen en het is ook een maatregel die het probleem bij de bron aanpakt. De provincie Brabant maakt inmiddels actief beleid in deze richting. In de melkveehouderij is ‘grondgebondenheid’ een overweging om het mestoverschot op bedrijfsniveau terug te dringen, wat ook regionaal en nationaal door zal werken. Het zogenaamde Harmony model van Denemarken is hier ook een voorbeeld van: de veestapel op een bedrijf mag niet meer mest produceren dan er op het eigen land aangewend kan worden. Voor Nederland zou dit een enorme verandering betekenen: verreweg de meeste veehouderijbedrijven hebben een mestoverschot en zouden dus dieren moeten inleveren of grond moeten bijkopen/pachten. Bij een aanzienlijke krimp van de veestapel gaan diverse schaalvoordelen op bedrijven en in de keten verloren en wordt ook veel kapitaal afgeschreven.

Afweging

Alles afwegend vanuit puur economisch perspectief lijkt grootschalige mestverwerking en export het meest interessant. Het brengt de mestmarkt in evenwicht en zou economisch ook voordelig kunnen zijn voor de sector. Tegelijk is dit geen eenvoudig scenario: de veehouderijsector heeft de laatste jaren niet laten zien dat ze in staat is om zichzelf te organiseren. Overheidsingrijpen is dan de enige optie, maar het is twijfelachtig of de overheid dit gaat doen. Er is veel maatschappelijke weerstand tegen een scenario wat de veehouderijsector in de huidige vorm en ontwikkeling in stand houdt. Daarnaast is overheidsingrijpen vaak een kwestie van lange adem door allerlei juridische procedures en komt een deel van de kosten al snel bij de overheid terecht. Dat is in maatschappelijk en Europees perspectief weer moeilijk uit te leggen.

Vanuit het perspectief van kringlooplandbouw is de optie van grondgebondenheid het meest interessant, zeker op regionale of zelfs internationale schaal. Het is dan wel belangrijk om grondgebondenheid niet uitsluitend aan de mestkant te regelen, maar ook na te denken over de voor/voerkant. Als je dan fosfaatrijke meststoffen naar Oost-Europa brengt, is het misschien ook interessant om daar granen en eiwitrijke veevoergrondstoffen voor terug te halen. Of is het dan toch verstandiger om een deel van de dieren te verplaatsen, dichter bij de grond waar het voer vandaan komt en de mest heengaat en wellicht ook dichter bij de afzetmarkt? Het is belangrijk om deze vragen te beantwoorden en als BV Nederland daar strategische keuzes in te maken. Wageningen University & Research zou vanuit verschillende disciplines deze verkenning kunnen ondersteunen met kennis en berekeningen.

Vragen en suggesties

Ben je betrokken bij het mestvraagstuk, heb je interesse in kringlooplandbouw en heb je vragen of opmerkingen naar aanleiding van onze bevindingen? Laat deze dan hieronder achter. We gaan graag in gesprek met u.

Mobiele versie afsluiten