Klimaat & Biodiversiteit

Bestuivers leren ons biodiversiteit beter te beschermen en te beheren

Bestuivers landschap

Het Europese Milieuagentschap (EEA) heeft ons onlangs gevraagd om te onderzoeken hoe we het beleid voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten beter kunnen ‘stroomlijnen’. Oftewel, kijken hoe we verschillende beleidsmaatregelen kunnen samenbrengen om daarmee doelstellingen beter te behalen. Hoe kunnen bijvoorbeeld verschillende wetten of regelingen die soms conflicteren met elkaar, zoals de financiële instrumenten voor plattelandsontwikkeling, de Kaderrichtlijn Water en de Natuurrichtlijnen worden gestroomlijnd, en wel zo dat ze elkaar versterken op Europees, lidstaat- en lokaal niveau? Zonder enig voorwerk kunnen we deze vraag niet heel makkelijk beantwoorden.

Er zijn weinig voorbeelden te vinden waarin beleid als zodanig gestroomlijnd wordt. Niet heel verrassend, want het samenvoegen van meer dan één beleidsinstrument in een bepaald gebied is ook nog weinig gedaan. Er zijn hindernissen die samenwerking door de verschillende sectoren heen bemoeilijken. Het zou beter zijn als het beleid van de toekomst er vanuit gaat dat stroomlijnen het uitgangspunt is en aan de voorkant bedacht wordt hoe bestaande beleidskaders aaneengesmeed kunnen worden. Het gebruik van wetgeving, regelingen en financiële stimulansen bij het bereiken van beleidsdoelen zien we als een `instrumentele’ benadering. Het is vaak zeker nodig om deze maatregelen toe te passen, maar het tot nu toe blijkt de participatieve aanpak en initiatieven van onderop eigenlijk de doorslaggevende succesfactor voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten.

Afname van bestuivers is een wake-up call!

Bestuivers zijn een interessante case studie. Zij staan onder druk vanwege veranderend landgebruik, intensieve landbouw, milieuvervuiling, invasieve exoten, ziekten en klimaatverandering. Het gevolg is een afname in aantallen en diversiteit van bijen en andere bestuivende insecten. Dit staat inmiddels bovenaan de internationale milieubeleidsagenda, niet op zijn minst door de economische en sociale schade als gevolg van mogelijke misoogsten. De aandacht van velen is hier nu op gericht.

Om de afname om te draaien is veel actie vereist door de sectoren heen, vooral op het gebied van gebiedsbeheer. Er zijn agri-milieu fondsen beschikbaar om voor bestuiver-vriendelijke habitat. Bijvoorbeeld door diversificatie of het herstel van een biodivers landbouwgebied met gunstige plantensoorten. Dit lijkt echter voor de meerderheid van boeren die op intensieve wijze produceren niet aantrekkelijk. Een combinatie van marktfactoren en landbouwbeleid heeft het proces van intensivering opgestuwd naar een niveau waarop enorme economische succes behaald kon worden. Dit bleek zeer moeilijk te beïnvloeden of te wijzigen, juist door de commerciële kracht. Daarnaast heeft de wens vanuit de maatschappij om voedselzekerheid te bieden ook een versnelling gegeven aan productieverhoging ten behoeve van het voeden van de groeiende wereldbevolking.

Toch heeft de economische en maatschappelijke reactie op het besef dat de bijen en andere bestuivers afnemen, recent geleid tot het opstellen van een aantal nieuwe beleidsinstrumenten. Zo heeft de Europese Commissie het EU-bestuivers initiatief in juni 2018 aangenomen. Een aantal grotere producenten van pesticiden hebben vrijwillig stappen ondernomen en ook regionale en provinciale overheden zijn in actie gekomen, naast vrijwilligers- organisaties in de samenleving. Er wordt ook in ‘citizen science’ groepen aan gewerkt. Kijk bijvoorbeeld naar de Nationale Bijentelling komend weekend!

Bijenlandschap – een nieuw voorbeeld voor bescherming en beheer van biodiversiteit?

Het vraagstuk van de bestuivers wijkt af van de klassieke tegenstrijdige beleidsinstrumenten en maatregelen. Van oudsher concurrerende sectoren (landbouw, productie van pesticiden, natuur behoud) worden ertoe aangezet om samen te werken aan het oplossen van het probleem. Veel EU-lidstaten hanteren al nationale strategieën. In landen zoals Nederland wordt actie ondernomen om zogenaamde ‘bijenlandschappen’ te creëren. De belangrijkste stakeholders (boeren, onderzoekers, beleidsmakers, pesticide fabrikanten en vrijwilligersorganisaties) werken hierin samen bij het vormen van landbouwgebieden die geschikt zijn voor bestuivers.

Bij zo’n benadering is het duidelijk dat er kritische succesfactoren gelden. De economische gevolgen van de achteruitgang en de gevolgen voor de bestaanszekerheid dragen zeker bij aan de keuze die belanghebbenden maken om te gaan samenwerken. Wanneer zo’n proces wordt begeleid door een onafhankelijke organisatie (uit het onderzoek of met een maatschappelijke achtergrond) blijken partijen gemotiveerd om lijnen voor de toekomst uit te zetten en deze te gaan volgen. Gezamenlijk zijn deze partijen in staat om de verschillende beleidsmaatregelen op één lijn te krijgen en te versterken. Hierbij biedt deze aanpak de kans aan vrijwilligers om mee te doen waardoor en er meer maatschappelijke betrokkenheid ontstaat.

Het is duidelijk dat er nog een lange weg te gaan is bij het combineren van beleid, betrokkenheid en lokale initiatieven. Toch laten de bestuivers een model zien wat toegepast kan worden in meerdere velden. Wageningen Environmental Research is rechtstreeks  betrokken bij landschapsinitiatieven rond bijen in Nederland. Daarnaast hebben we een rol bij het uitwerken van het nieuwe ‘Deltaplan Biodiversiteit’. We zijn actief bezig met het onderzoeken van een aantal van deze ideeën binnen de bijenlandschappen en we hopen dat de resultaten hiervan ons en anderen kunnen helpen om dit urgente probleem.

Mobiele versie afsluiten