In Nederland zijn duizenden vrijwilligers betrokken bij de monitoring van natuur en biodiversiteit. Hun waarnemingen van planten, dieren en paddenstoelen, en de daaropvolgende analyses en duidingen zijn van onschatbare waarde. Want het onderzoek naar natuur en biodiversiteit leunt zwaar op de inzet van amateurs en niet-professionele wetenschappers, oftewel citizen science. Alleen al de rapportages die Nederland moet aanleveren bij de Europese Unie zijn voor 95 procent gebaseerd op data die vrijwilligers hebben verzameld.
Wat is citizen science
Voor deze betrokkenheid van vrijwilligers bij wetenschappelijk onderzoek bestaat een term: citizen science, ofwel burgerwetenschap. Het verzamelen van data over de natuur door burgers gebeurt nergens in Europa zo intensief als in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Dat komt in ons land onder meer door een lange traditie van het vastleggen van natuurwaarnemingen, een grote dichtheid van vrijwilligers en een infrastructuur van professionele organisaties (zoals de organisaties betrokken bij SoortenNL) die vrijwilligers ondersteunen en helpen bij het verzamelen en duiden van waarnemingen. “Het systeem zit goed in elkaar”, aldus onderzoeker Bas Breman van Wageningen Environmental Research.
Vormen van citizen science
Breman en zijn WUR-collega’s Wies Vullings en Arnold van Vliet brachten voor het ministerie van Economische Zaken de citizen science voor natuur in Nederland in kaart. Het rapport beschrijft de sterke en zwakke punten van het systeem en reikt verbeterpunten aan. Ze noemen het waarnemingssysteem van onschatbare waarde. “Dat het goed functioneert is echter geen vanzelfsprekendheid”, zegt Breman. “De waarde van de burgerwetenschap wordt onderschat, en dat maakt het systeem kwetsbaar.”
De onderzoekers onderscheiden in de betrokkenheid van burgers bij wetenschap vier niveaus: van crowdsourcing (zoals de nationale tuinvogeltelling waaraan iedereen kan meedoen) tot ‘extreme citizen science’ waarbij een kleine groep vrijwilligers net als wetenschappers professioneel bezig zijn met het definiëren van een probleem, gegevens verzamelen en analyseren. De vrijwilligers zetten zich in uit liefde voor de natuur en omdat het plezier en voldoening geeft. Ook in Engels onderzoek naar de motivatie van deelnemers komen deze aspecten naar voren.
Bij Wageningen University & Research heeft bioloog Arnold van Vliet de citizen science voor natuur naar een hoger plan getild. Van Vliet is de motor achter Natuurkalender.nl, dat in 2001 begon om het effect van klimaatverandering op de natuur te onderzoek aan de hand van waarnemingen van onder meer eerste bloeiwaarnemingen van vrijwilligers. Door de grote hoeveelheid aangeleverde gegevens gaven de burgermetingen gedetailleerd de effecten van klimaatverandering in heel Nederland weer. Later stond hij aan de wieg van onder meer Muggenradar.nl en Allergieradar.nl met als nieuwste loot de Growapp. De ontwikkeling van apps voor de smartphone heeft de mogelijkheden van burgerwetenschap vergroot. Voor het verzamelen van informatie over voedselkeuzes ontwikkelde WUR bijvoorbeeld de app FoodProfiler.
Waarde
“Eigenlijk zitten we voor een dubbeltje op de eerste rang”, aldus Breman. “En als we er nou een kwartje instoppen, dan kunnen we nog veel meer waarde uit de verzamelde kennis halen.” Zo zijn er alleen al in de nationale databank flora en fauna (NDFF) inmiddels meer dan 100 miljoen waarnemingen opgenomen. “Door databestanden te koppelen of te combineren met satellietdata is er veel meer waarde uit gegevens te halen”, vervolgt Breman. Nederland zou zo bijvoorbeeld specifieke kennis kunnen ontwikkelen over de werking van ecosystemen of de impact van verstedelijking op natuur en biodiversiteit, denk hij. Daarnaast is ontwikkeling in de breedte gewenst: het volgen van meer soorten. “De verplichte EU-rapportages gaan maar over een beperkt aantal dier- en plantensoorten, en ook het tweejaarlijkse Living Planet Report van het Wereldnatuurfonds bijvoorbeeld beperkt zich tot populaties zoogdieren, vogels, vissen, reptielen en amfibieën. Maar wat er verder in de bodem en het water gebeurt, is nog grotendeels een black box. Terwijl het wel relevant is om daar meer grip op te krijgen.”
“Met het slim combineren van gegevens is meer waarde uit de waarnemingen te halen”
Natuurbeheerplan provincie
Met een goed systeem van waarnemingen kun je ook het succes van beleid aantonen en vieren, en effectiever beleid gaan voeren. Daarmee is citizen science ook politiek-bestuurlijk van belang. Enkele jaren geleden is de verantwoordelijkheid van het natuurbeheer in Nederland verschoven van de nationale overheid naar de provincies. Dat draagt het risico in zich van versnipperd beleid. Breman: “Aan de hand van de verzamelde natuurdata kun je ook onderzoeken hoe het provinciale beleid uitwerkt op de natuur en biodiversiteit.”
Vrijwilligerswerk in de natuur
Een punt van zorg is wel dat organisaties die betrokken zijn bij citizen science het voor sommige netwerken lastig is nieuwe en jongere vrijwilligers te vinden en aan zich binden. De Wageningen onderzoekers doen daarom ook op het vlak van vrijwilligers enkele aanbevelingen:
- Blijf investeren in de scholing van vrijwilligers;
- Laat hen zien hoe de data gebruikt worden;
- Betrek een breder publiek met gerichte communicatie, bijvoorbeeld over natuur in de eigen stad
- Betrek kinderen en jongeren bij natuur en biodiversiteit en de monitoring daarvan, met citizen science projecten op basisscholen. Het GLOBE Nederland-programma is een mooi voorbeeld van hoe succesvol dat is. 15 procent van de middelbare scholen doet daar inmiddels aan mee. Ook Wageningse onderzoekers dragen daaraan bij (Natuurkalender/GrowApp, Levende bodem, Waterkwaliteit).
De laatste aanbeveling sluit naadloos aan bij kerndoel 40 in het basisonderwijs: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.