Het aantal insecten loopt terug, weidevogels hebben het zwaar, het bodemleven verschraalt, plantensoorten sterven uit. De laatste jaren wordt pijnlijk zichtbaar dat de biodiversiteit in het landelijk gebied van Nederland onder druk staat.
Ook het Living Planet Report Natuur in Nederland van het WNF concludeerde dat Nederland het lek nog niet boven heeft. De enige positieve uitzondering is de ecologische kwaliteit van ons oppervlaktewater en de daaraan gebonden planten en dieren. Hier is de afgelopen decennia grote winst geboekt. Maar dat maakt het contrast met de biodiversiteit boven- en ondergronds des te schrijnender. Biodiversiteit is de basis van het leven, het zorgt voor weerbaarheid en veerkracht.
Biodiversiteit zorgt voor weerbaarheid en veerkracht van onze samenleving
Oorzaken
Alle studies tot nu toe laten zien dat de belangrijkste oorzaken voor dit biodiversiteitsverlies liggen in een combinatie van versnippering van landschappen, stikstof-emissies, verdroging en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) stelt dat de sleutel tot het tegengaan van biodiversiteitsverlies daarom voor een belangrijk deel ligt bij het verminderen van de milieudruk door de landbouw. Door de omvang van de landbouwsector in Nederland leggen landbouwactiviteiten een grote druk op het milieu, ondanks een efficiënte productie en een lage milieudruk per eenheid product, aldus het PBL.
Combineren van functies
Een grote kans voor duurzaam herstel en behoud van biodiversiteit ligt naar verwachting in het combineren van functies van landbouw en natuur binnen het landelijk gebied van Nederland. Stikstof uit de veehouderij slaat nu neer in natuurgebieden waardoor planten verdwijnen. Vogels en insecten kunnen niet alleen in natuurgebieden leven maar hebben ook agrarisch gebied nodig. Voor biodiversiteitsherstel lijkt de huidige scheiding tussen landbouw en natuur niet langer houdbaar.
Wat is natuurinclusieve landbouw?
De zoektocht naar mogelijkheden om de functies van landbouw en natuur te combineren, wijst richting natuurinclusieve landbouw. Kortgezegd is dit landbouw die de ecologie en niet de economie als basis neemt en biodiversiteit als uitgangspunt. “We moeten beter voor onze landbouwgrond gaan zorgen”, zegt Anne van Doorn, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research. “Dat is ons natuurlijk kapitaal. Het ecosysteem staat aan de basis van ons bestaan.”
“Landbouwgrond is ons natuurlijk kapitaal en daar moeten we beter voor gaan zorgen”
Voor een boerenbedrijf ligt de sleutel in variëteit: van gewassen, rassen, functionele agrobiodiversiteit en landschapselementen. Bij de akkerbouw gaat het om maatregelen als het verruimen van het bouwplan met meer verschillende gewassen, niet-kerende grondbewerking, groenbemesters, akkerbedekking in de winter en bloemrijke akkerranden. Voor de melkveehouderij gaat het om kruidenrijk grasland, weidegang en ruige mest.
In twee publicaties heeft Wageningen op een rij gezet welke maatregelen een boer kan treffen om de natuur voor zich te gaan laten werken. Een met specifiek aandacht voor te treffen maatregelen op grasland, akkerland en in en om de stal, en een (i.s.m. het Louis Bolk Instituut) die ook de effecten van natuurinclusieve maatregelen op een rij zet voor akkerbouw, melkveehouderij en het landschap.
Functionele biodiversiteit
Sluiten van kringlopen
Het tweede aspect is het sluiten van kringlopen. Een bedrijf maakt dan steeds efficiënter gebruik van grondstoffen. Dit minimaliseert negatieve effecten van het boerenbedrijf op de omgeving, lokaal en op bredere schaal. Er hoeft niet meer elders kunstmest te worden geproduceerd, krachtvoer of bestrijdingsmiddelen, en de CO2-uitstoot vermindert.
Hagen en houtwallen
Tot slot houdt een agrarisch bedrijf dat natuurinclusief werkt door aanleg en onderhoud van landschapselementen als hagen, houtwallen en plassen een groene infrastructuur in stand op het bedrijf, die belangrijk is voor flora en fauna. Dit ondersteunt ook de eerder genoemde functionele agrobiodiversiteit op het bedrijf.
Afhankelijkheid
“Natuurlijk zijn er belanghebbenden die zeggen dat dit nooit uit kan en we zo de wereld niet kunnen voeden”, zegt Van Doorn. “Maar er wordt vergeten dat veel gangbare bedrijven in grote mate afhankelijk zijn van externe inputs en technische hulpmiddelen zoals kunstmest, gewasbescherming, beregening, antibiotica, met de bijbehorende kosten. Op de lange termijn stijgen de kosten van deze manier van werken omdat de risico’s van klimaatinvloeden, antibioticaresistentie en prijsschommelingen van voer en melk toenemen.”
Kosteneffectief
Werken met biodiversiteit op het bedrijf vergt andere kennis, techniek en monitoring van het bedrijf. Ook moeten agrariërs die willen omschakelen, daarvoor op korte termijn investeringen doen, bijvoorbeeld in machines en de inrichting van hun bedrijf. “Maar we zien dat op langere termijn de boer er juist de financiële baten van plukt. En veel maatregelen voor bodemmanagement en het sluiten van kringlopen zijn direct al kosteneffectief.”
Boeren kunnen het niet alleen, benadrukt Van Doorn. De overgang naar een natuurinclusieve duurzame landbouw vraagt ook om veranderingen in het bedrijfsleven, in het gedrag van consumenten en in de strategie van de provinciale en rijksoverheid. Het gaat daarbij niet alleen om subsidies voor ecosysteemdiensten en agrarisch natuurbeheer, onder meer vanuit het Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ook om bereidheid van bedrijven en consumenten meer te betalen voor duurzame producten waarbij biodiversiteit behouden blijft.
Daarnaast kan een gelijk speelveld worden gerealiseerd door de maatschappelijke kosten van de productie zoals biodiversiteitsverlies te verdisconteren in de prijzen (de vervuiler betaalt, ‘true pricing’), door het minder belasten van aantoonbaar duurzame producten of met internationale regelgeving.