Metropolitan Solutions

Wat Corona ons kan leren over een lokaal voedselweb

De huidige crisis zorgt voor veel nieuwe lokale voedselinitiatieven. De ene voedselbox na de andere wordt gevuld met mooie, vaak oorspronkelijk voor de horeca bedoelde, lokale producten. Op deze manier kan lokaal voedsel dienen als buffer in een (tijdelijk) haperend globaal voedselsysteem en wordt daarmee een onmisbaar onderdeel van een robuust voedselsysteem.

Maar hoe zorgen we er voor dat al die boxen en andere initiatieven beklijven, ook na de crisis? Nu willen consumenten er moeite voor doen, zijn ze toch thuis en hebben ze tijd. Maar dit gaat vast weer veranderen en dan vervallen ze in de oude patronen. Hoe organiseer je een verandering die wel beklijft? Dus: Hoe zorgen we voor een blijvende verbinding tussen lokale producenten en consumenten? Laten we eens beginnen aan de andere kant van de Atlantische oceaan en wel in het plaatsje Hardwick in de Amerikaanse staat Vermont.

Hardwick, VS

Aan de Main Street in Hardwick staat de Buffalo Mountain Food Co-op. In de Co-op liggen producten van lokale producenten naast gangbare. Boven de Co-op is een café  waar lokale lunches worden aangeboden. De Co-op heeft zo’n duizend leden die ieder jaarlijks 12 dollar contributie betalen. Voor die 12 dollar krijgen ze twee procent korting en mag je mee bepalen. Als je iedere maand een uur meewerkt loopt de korting op tot tien procent.

Lokaal voedselweb

De Co-op staat niet op zichzelf maar is onderdeel van een lokaal voedselweb, waarin producenten en consumenten samenwerken. De groenten worden lokaal verbouwd, het vlees komt van boerderijen uit de omgeving en zijn daar ook geslacht met behulp van een mobiele slachterij en het bier komt van regionale microbrouwerijen. Maar daar blijft het niet bij. Ook een compostbedrijf, een zaadbedrijf en een kaasmakerij maken deel uit van het voedselweb. Het compostbedrijf zorgt er voor dat zoveel mogelijk nutriënten uit de regio in het voedselweb blijven. (Slachtafval mag ook gecomposteerd worden mits de temperatuur een aantal dagen boven een bepaald aantal graden ligt.) Het zaadbedrijf levert zaden aan de VS en Canada maar ook zaad van regionale rassen aan de telers in het voedselweb. De kaasmakerij maakt niet alleen kaas van de eigen melk maar heeft ook een grote kaasopslag waar collega’s hun kaas mogen laten rijpen die ze vervolgens aan de Amerikaanse oostkust verkopen. De kaasmakers krijgen daardoor een hogere prijs voor hun kaas. In dit voedselweb concurreren de producenten niet met elkaar maar werken ze samen om kringlopen te sluiten, voedsel te verwerken en te verkopen. En dat heeft een positief effect niet alleen op de bedrijvigheid maar op de gehele gemeenschap in Hardwick.

Incubator

Onderdeel van het lokale voedselweb van Hardwick is het Vermont Food Venture Center. In dit centrum kunnen producenten advies krijgen over de verwerking van hun producten en er is een grote professionele keuken aanwezig waarin producenten ook daadwerkelijk met verwerking aan de slag kunnen. Het Food Venture Center vervult de rol van incubator. Een incubator (broedplaats) is vooral bekend van startende internetbedrijfjes maar wordt hier gebruikt om innovatieve bedrijfjes rond voedsel van de grond te krijgen.

Almere

Is een food incubator ook iets voor voedselinitiatieven in Nederland? En hoe zou dit eruit kunnen zien? Wageningen University & Research (WUR) heeft gekeken naar de behoefte en mogelijkheden in Almere. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er behoefte was aan ondersteuning wat betreft financiële zaken, toegang tot netwerken, een kritisch meedenkende coach en specifieke kennis. Wat dat laatste betreft hadden met name de grotere initiatieven behoefte aan specifieke kennis over marketing, communicatie, ICT, juridische aspecten en de bedrijfsvorm.

Accelerator

In Almere was het advies om ondersteuning via een food accelerator te bieden. We spreken hier van een accelerator en niet van een incubator omdat een incubator focust op startups terwijl een accelerator ook bestaande initiatieven die willen doorgroeien faciliteert. Een food accelerator heeft meerwaarde waar het gaat om het vinden van een locatie op een boerderij in of nabij de stad, het organiseren van crowdfunding, het vormen van netwerken van voedselinitiatieven, of het bieden van specifieke coaching en kennis.

Ambachtcentrum

Vandaaruit is De Stadsboerderij, een van de deelnemers aan het onderzoek in Almere, gaan nadenken over een manier om als een food accelerator in Almere te gaan functioneren. Hieruit is het idee van een ambachtscentrum ontstaan. In het ambachtscentrum komen allerlei ambachten samen die producten voortbrengen gemaakt van grondstoffen uit het Almeerse landschap. Als mogelijke ambachten worden genoemd: bakker, slager, kaasmaker en/of zuivelbereider, sap-, wijn- en/of cidermaker, jammaker, imker, soep- en/of conservenmaker en bloembinder. Tussen de verschillende ambachten zijn allerlei vormen van synergie mogelijk. Ze kunnen gebruik maken van elkaars reststromen, samen nieuwe producten gaan ontwikkelen, samen de marketing en verkoop ter hand nemen, etc. Naast onderdak bieden aan allerlei ambachten, is er in het ambachtscentrum ook aandacht voor het opleiden van nieuwe ambachtslieden en ruimte voor ontmoeting met inwoners uit Almere.

Stadslandbouwinitiatief Almeerse Weelde

Ruim twee jaar geleden heeft WUR een inventarisatie gemaakt van alle stadslandbouwinitiatieven in Almere. Op dat moment waren er zo’n 140 initiatieven, meest kleinschalige. Eén van die initiatieven is Almeerse Weelde, een groep van ongeveer dertig mensen die gepassioneerd en ambachtelijk bezig is met voedsel uit de eigen omgeving. Zo worden producten onder het Almeerse Weelde label verkocht, worden kookworkshops verzorgd en worden eetbare producten in het wild verzameld en verwerkt etc. Naast het werken met en verwerken van lokale producten, werkt Almeerse Weelde ook aan bewustwording en kennisoverdracht over en enthousiasmeren voor lokaal voedsel. Er zijn binnen Almeerse Weelde twee groepen met verschillende interesses. Eén groep heeft een passie voor de productie en bereiding van lokaal voedsel op vrijwilligersbasis. Deze groep heeft vooral plezier van de sociale voordelen van het lid zijn van Almeerse Weelde. De tweede groep is meer gericht op een bedrijfsmatige aanpak en wil de producten van Almeerse Weelde op commerciële basis verkopen. Vier jaar geleden heeft WUR op verzoek van Almeerse Weelde een advies voor verdere ontwikkeling opgesteld.

Zelforganisatie in Oosterwold

De nieuwe wijk Oosterwold aan de oostzijde van Almere ontwikkelt zich vanaf 2016 stormachtig. Zelforganisatie staat voorop in deze wijk. Maar wel zo uniek is dat stadslandbouw de (ruimtelijke) drager is van deze wijk. Iedere bewoner moet minstens 50% van zijn/haar kavel aan voedselproductie besteden. Hoewel de wijk dus nog jong is, ontstaat er al een grote diversiteit aan stadslandbouw initiatieven. Het is nog onduidelijk wat deze zouden kunnen bijdragen aan het lokale voedselweb. Daarom inventariseert WUR de komende maanden de breedte aan initiatieven, met als doel om een beter zicht te krijgen op het afzet potentieel van producten uit deze wijk.

Innovaties op Flevo Campus

In januari 2017 is de Flevo Campus door Almere samen met provincie Flevoland, Aeres Hogeschool en WUR geïnitieerd. Het instituut is een broedplaats voor innovaties op het gebied van de voedsel- en verstedelijkingsvraagstukken van de toekomst. Onder het dak van de Flevo Campus brengt Almere studenten, onderzoekers en bedrijven samen om te onderzoeken en te testen hoe voedselvoorziening in groeiende steden kan veranderen en vernieuwen. Vragen vanuit bedrijven krijgen een plek in het onderzoek van de kennisinstellingen en de campus biedt onderzoeksfaciliteiten waar (startende) bedrijven gebruik van kunnen maken.

Structurele verbinding na Corona

Hardwick is een inspirerend voorbeeld van wat een aantal voedselproducenten kan bereiken als ze verbinding leggen met elkaar en met hun omgeving. Het voedselweb in Hardwick is gestart en wordt gedragen door de lokale gemeenschap. Vervolgens hebben ze steun van de overheid gekregen om een food incubator in de vorm van het Vermont Food Venture Center te starten.

In Almere gaat het om mooie, maar vooralsnog vaak losstaande, initiatieven. Er zijn her en der verbindingen gelegd, zeker, maar daarmee is het geen voedselweb waarbij echt gezamenlijk wordt opgetrokken. De gemeentelijke voedselstrategie, waaraan de gemeente nu werkt, kan als kristallisatiepunt werken. Deze voedselstrategie biedt de mogelijkheid om de initiatieven te verknopen tot een echt web. Dan gaat het niet alleen om verbinding tussen de hier genoemde initiatieven en de vele andere in de stad, maar ook om het betrekken van de diverse en multiculturele bevolkingsgroepen die de stad rijk is. Alle ingrediënten om tot een web te komen zijn er: ondernemers, kennisinstellingen, onderwijs, gemeentelijke en provinciale overheid en actieve burgers.

Bij weinig verbinding bestaat het risico dat een initiatief vroeg of laat weer verdwijnt, bijvoorbeeld omdat de subsidie stopt of als iedereen na Corona weer in oude patronen vervalt. Hoe voorkom je dat? Door als producenten, overheid én consumenten structureel verbinding te leggen, samen op te trekken en te werken vanuit een gedeeld belang. Dat kan lokaal zoals in Hardwick, maar kan ook op grotere schaal zoals misschien in Almere gaat lukken. Het vraagt vertrouwen want er ontstaat zo ook een wederzijdse afhankelijkheid. Maar op deze manier kunnen we blijven genieten van voedselboxen en van andere initiatieven m.b.t. lokaal voedsel, ook na de Coronacrisis.

 

Geschreven met medewerking van Jan-Eelco Jansma.

Mobiele versie afsluiten