“Korten op ontwikkelingssamenwerking is een tragische, gemiste kans”
Het is Prinsjesdag, 10 uur in de ochtend, en via Zoom kijkt een vrolijk lachende Amadou me via het beeldscherm aan. We ‘zoomen’ al sinds 2022 regelmatig, want Amadou voert namens Wageningen een project in Mali uit. Hij werkt met collega’s aan het terugdringen van het gebruik van schadelijke chemicaliën in de groenteteelt om zo het vertrouwen van consumenten in groentes weer terug te winnen. Het project ontvangt financiering van de EU en het Nederlandse Ministerie van (voorheen) Ontwikkelingssamenwerking.
Ik ben verantwoordelijk voor het project dat Wageningen uitvoert, maar in de praktijk heeft Amadou het vormgegeven in Mali, van het begin tot het succes dat het nu is geworden. Amadou is ook niet zomaar iemand. Hij heeft een PhD gedaan in Wageningen Universiteit, is dus doctor in de wetenschap en een vooraanstaand medewerker aan de universiteit in Mali. Ons onderzoeksproject gaat leiden tot meer consumptie van groentes, minder tekorten van micronutriënten bij kinderen, groei van het MKB in Mali en kansen voor Nederlandse zaaizaadbedrijven.
Van ontwikkelingshulp naar internationale samenwerking
Lang, heel lang geleden besloot Nederland andere landen in de wereld hulp te gaan bieden waar dat nodig was. We hadden net na WOII zelf Marshall hulp gehad en de dankbaarheid daarvoor werd nog breed gevoeld onder de Nederlandse bevolking. Zo ontstond de ontwikkelingshulp en in de jaren zestig twijfelde praktisch niemand in Nederland dat die hulp in Biaffra goed besteed geld was. Maar het inzicht groeide dat onze hulp paternalistische vormen aannam. Want onze hulp ging steeds meer van voedselhulp naar putten slaan. En zo evolueerde de ontwikkelingshulp naar ontwikkelingssamenwerking en vandaar naar internationale samenwerking. Onder die noemers deden we er van alles mee, projecten werden programma’s, we gaven overheden directe budgetsteun, investeerden in onderwijs, gezondheidszorg of landbouw, naargelang de grillen van onze politiek. We verschoven budget naar de opvang van asielzoekers in Nederland, betaalden er vredesmissies van en gebruikten het budget voor de promotie van ons bedrijfsleven in het buitenland.
Verlicht eigenbelang
Wat ooit begon als altruïsme werd een kermis van beleidsdoelen die het best gevangen kan worden onder de term ‘verlicht eigenbelang’. Niet voor niets dat het beleid ‘hulp en handel’ is gaan heten. Maar met de vertroebeling van doelen nam ook de kritiek toe. Uit rechtse hoek werd gezegd dat de hulp niet effectief was, allemaal weggegooid geld dat beter voor binnenlandse doelen had kunnen worden gebruikt. Uit linkse hoek hoorde je dat het eigenbelang overheerste en de hulp postkoloniaal was doordat we onze agenda doordrukten en er onze economische belangen mee veilig wilden stellen. De ontwikkelingssamenwerking – of hoe je het wilt noemen – was in de loop van de jaren veelvormig geworden en als speelbal gebruikt van politieke belangen door uiteenlopende beleidsmakers. Op zo’n manier dat elke kritiek wel enig hout sneed. Ontdaan van haar duiding en karakter was ontwikkelingssamenwerking een gemakkelijke prooi geworden. Tot Prinsjesdag 2024, toen de jager er een einde aan maakte.
Nu is het wat cynisch om te constateren dat die onbegrepen, veelvormige ontwikkelingssamenwerking ook juist de doelen van haar critici diende. Minder instroom van asielzoekers bereiken door betere omstandigheden en economische mogelijkheden te creëren in landen van herkomst. Nederlands bedrijfsleven kansen bieden op opkomende markten. Diplomatieke relaties versterken van Nederland in een steeds meer polariserende wereld. Mensen opleiden voor hoger kader en beter bestuur. Voedselzekerheid bereiken en minder afhankelijkheid van de wereldvoedselvoorziening. Alles wat Nederland nodig heeft, zowel links als rechts, krijgt dan nu dat genadeschot dat slechts gemotiveerd wordt door een enkel argument: het is allemaal weggegooid geld.
Terug naar de tekentafel
Dat ontwikkelingssamenwerking terug naar de tekentafel moet, zullen velen met mij eens zijn. Weg van de vergaarbak van politieke doelen die elders geen plek kregen, voorwaarts naar een consistent en doelgericht beleid dat stevig staat in de huidige tijd. Die discussie moeten we voeren. Noodhulp, mensen opleiden, en samen zoeken naar systemische veranderingen zijn daar wat mij betreft onderdeel van. Dat kan met minder geld, maar niet zonder beter beleid en de overtuiging dat dit goed besteed geld is.
Amadou weet wat Mali nodig heeft voor haar ontwikkeling. Hij kent Nederland en weet waar we goed in zijn. Overal lopen mensen zoals Amadou rond die met ons fantastisch, doeltreffend en effectief beleid zouden kunnen maken. Beleid dat goed voor hen, maar ook voor ons zou zijn. Gezien de wereld waarin we nu leven zal de geschiedenis ons leren dat het besluit om zo drastisch te korten op ontwikkelingssamenwerking een tragische, gemiste kans was.