Uitgelicht

Meer natuur op akkers door strokenteelt

Op grote akkers komen nog maar weinig insecten en vogels voor, onder meer omdat er slechts één gewas groeit. Samen met boeren doen Wageningse onderzoekers proeven met de teelt van diverse gewassen in smalle stroken. Dit trekt meer insecten aan die plaaginsecten bestrijden en vertraagt de verspreiding van ziektes. Toch is de oogst even groot als bij monoculturen en is het evenveel werk. Insecten, vogels én boeren profiteren zo van meer natuur op de akkers.

“Boeren geloven pas dat iets kan als ze het zien”, zegt Dirk van Apeldoorn, onderzoeker Gewasdiversiteit. Hij verdiept zich al vanaf 2014 in strokenteelt: verschillende gewassen in stroken naast elkaar laten groeien. De proeven zijn overtuigend. “Dit jaar zijn er meer dan twintig boeren met strokenteelt begonnen of ze breiden erin uit”, aldus Van Apeldoorn. Het gaat daarbij om evenveel reguliere als biologische boeren.

“Stroken tot 6 meter trekken meer kruipende insecten en spinnen aan, en vliegende insecten als sluipwespen en zweefvliegen. Die combinatie werkt goed voor de bestrijding van plaaginsecten zoals rupsen en luizen.”

Dirk van Apeldoorn, onderzoeker en docent Gewasdiversiteit

Kuikens in het graan

“De boeren die meedoen zien meer vogels op hun akkers, zelfs bij gewassen waar deze vogels normaal niet voorkomen. Zo verstoppen de vogels hun kuikens in het graan en zoeken ze eten in kool”, vertelt Van Apeldoorn. Op zijn proefperceel in Wageningen komen veel patrijzen af.

“Dit jaar zijn we begonnen met onderzoek naar vogels bij de boeren. We willen weten of er echt meer vogels op strokenteelt afkomen en welke soorten dat zijn. Ook is het de vraag of de vogels er kunnen broeden en of hun jongen overleven.” De onderzoekers brengen daarnaast in kaart welke bloemen, insecten en kleine zoogdieren als egels en muizen in strokenteelt voorkomen in vergelijking met monoculturen.

GPS-systeem

De eerste grotere proeven met strokenteelt vonden plaats nadat de onderzoekers in 2014 gingen samenwerken met ERF BV in de Flevopolder, het grootste biologische akkerbouwbedrijf van Nederland. Van Apeldoorn: “We begonnen met verschillende aardappelrassen naast elkaar. Dat bleek technisch uitvoerbaar en het jaar erop zijn we ook bloemenstroken midden in de erwt gaan inzaaien.”

Strokenteelt blijkt voor de boer niet meer werk te zijn en de loonwerkers die boeren inhuren bij het oogsten, vragen hetzelfde bedrag voor een veld met strokenteelt als een veld met één gewas (Foto: Wageningen University & Research).

De stroken worden ingepland met het GPS-systeem waarmee tractoren zijn uitgerust, bijvoorbeeld een strook gras, een strook kool, een ander gewas, gras en zo verder. “Het GPS-systeem slaat precies op welk gewas waar staat, zodat de tractor dat kan aanhouden bij werkzaamheden. Dat is ook handig voor de bedrijfsadministratie.”

Strokenteelt blijkt voor de boer niet meer werk te zijn en de loonwerkers die boeren inhuren bij het oogsten, vragen hetzelfde bedrag voor een veld met strokenteelt als een veld met één gewas, zegt de onderzoeker.

Even grote oogsten

Na de eerste positieve tests volgde in 2017 een groot onderzoek bij ERF naar de strookbreedte. Op hun eigen proefpercelen werken de onderzoekers met stroken van 3 meter. Maar grootschalige landbouwmachines werken meestal met breedtes van 6 meter of meer. “Het bleek dat strookbreedtes van 6 meter even efficiënt in arbeid waren als bredere stroken van 12 of 24 meter”, verklaart Van Apeldoorn.

https://www.youtube.com/watch?v=ZrcGfcCLCK8

In dit filmpje van het WNF vertelt Dirk van Apeldoorn over de potentie van strokenteelt

“Uit studies van andere wetenschappers blijkt dat heel smalle stroken tot 1 meter 25 procent meer gewas opleveren, doordat de planten profiteren van meer licht en een beter bodemleven. Bij bredere stroken profiteren alleen de planten aan de rand, waardoor de oogst net zo groot is als bij monoculturen.”

Op luizenjacht

Het voordeel van strokenteelt is dat stroken tot 6 meter de verspreiding van ziektes helpen tegengaan, zoals de aardappelziekte fytoftora. “Je kunt het vergelijken met social distancing bij de corona-uitbraak”, legt Van Apeldoorn uit. Daarnaast blijkt dat hier minder insectenplagen voorkomen. “De stroken trekken meer kruipende insecten en spinnen aan, en vliegende insecten als sluipwespen en zweefvliegen. Die combinatie werkt goed voor de bestrijding van plaaginsecten zoals rupsen en luizen.”

Het voordeel van strokenteelt is dat stroken tot 6 meter de verspreiding van ziektes helpen tegengaan. Daarnaast blijkt dat hier minder insectenplagen voorkomen (Foto: Fogelina Cuperus).

In stroken tot 6 meter leven meer insectensoorten die vaak gebruik maken van twee gewassen. “De studenten die de insecten telden, registreerden een intensief verkeer tussen de stroken van meer dan tien loopkevers per dag per meter rand. De loopkever rust overdag in de grasklaver en gaat ’s nachts in de kool op luizen- en rupsenjacht.”

Natuurlijk evenwicht

Met één gewas op een veld als voedselbron is de kans op plagen groter. Ook de grootte van de akker telt mee. “Op een groot perceel van 20 hectare kan de zweefvlieg, waarvan de larve luizen eet, de afstanden niet overbruggen.” Met meer gewassen wordt een akker een aantrekkelijk leefgebied voor allerlei insecten en ontstaat er een natuurlijk evenwicht. Dat is niet alleen interessant voor biologische boeren, benadrukt Van Apeldoorn. Gangbare boeren hebben namelijk steeds minder bestrijdingsmiddelen tot hun beschikking. Zo heeft de EU het gebruik van neonicotinoïden verboden voor de teelt in open veld. “Die werden onder meer gebruikt bij de suikerbietenteelt, omdat suikerbieten veel luizen aantrekken. Ons onderzoek laat zien dat het aantal luizen aanzienlijk daalt als je suikerbieten samen zaait met gerst.”

Overgang

In zijn ogen is strokenteelt een overgangstechnologie, zegt Van Apeldoorn. “Het hele systeem, vanaf de zaadleverancier tot de inkoper van de supermarkt, is gericht op boeren die één gewas produceren. Alle technieken, machines en zaden zijn gemaakt voor monoculturen. Veredelaars ontwikkelen rassen die het goed doen met dezelfde buren. Rassen voor strokenteelt mogen juist concurrerender zijn”, geeft de onderzoeker als voorbeeld. Uiteindelijk wil hij toe naar ‘pixellandbouw’, waarbij gewassen worden omringd door andere gewassen die bij ze passen en waarbij alleen rijpe gewassen worden geoogst en de rest de tijd krijgt om ook te rijpen.

De boeren die aan strokenteelt doen, zijn volgens Dirk van Apeldoorn stuk voor stuk enthousiast (Foto: ERF BV).

Onbetaalbaar

“Landbouw is meer dan veel kilo’s gewas produceren. Dat besef groeit in de samenleving. Zowel boeren als consumenten genieten van een aantrekkelijk landschap met veel dier- en plantensoorten”, meent Van Apeldoorn. De belangstelling voor strokenlandbouw groeit dan ook. “Het Zeeuwse Landschap neemt bijvoorbeeld strokenlandbouw als voorwaarde voor de pacht.” Soortenrijkdom op het platteland stimuleren is des te belangrijker omdat juist op het Nederlandse platteland de planten en dieren in rap tempo afnemen. De boeren die aan strokenteelt doen, zijn stuk voor stuk enthousiast, onderstreept Van Apeldoorn. Vooral de terugkeer van vogels doet de deelnemende boeren deugd. “Het plezier dat de boeren eraan beleven, is onbetaalbaar.”

Internationale dag voor biologische diversiteit
De Verenigde Naties (VN) hebben 22 mei uitgeroepen tot internationale dag voor biologische diversiteit. Wageningen University & Research doet veel onderzoek naar soortenrijkdom. “Veel dier- en plantensoorten hebben het moeilijk. Er is een spanning tussen het gebruik en het behoud van natuur”, zegt Reinier Hille Ris Lambers, programmaleider Biodiverse omgeving. “Het belang van biodiversiteit overstijgt individuele dier- en plantensoorten. Het is een randvoorwaarde voor ons welbevinden. We botsen tegen de grenzen van zowel de natuur als van de huidige economische modellen aan. Daarom is er een transformatieve verandering nodig: een fundamentele verandering in de maatschappij en economie.”
Wageningen werkt veel aan natuurbescherming met overheden, natuurorganisaties, bedrijven, burgerinitiatieven en kennisinstellingen. Bijvoorbeeld in lokale initiatieven als Groene Cirkels en het nationale Deltaplan voor biodiversiteit. Ook op Europees en op internationaal niveau draagt Wageningen bij aan onderzoek naar biodiversiteit en beleidsvorming, zoals in het VN-panel voor biodiversiteit IPBES. Hille Ris Lambers: “Door samen te werken leren we elkaar beter begrijpen. Het helpt ons om verbetering te bereiken. Misschien veranderen we er zelfs wel door.”

Lees meer:

Leadfoto: ERF BV

Mobiele versie afsluiten