Europa’s wateren in 2050
Deze blog is geschreven door Marnix Poelman en Catharien Terwisscha van Scheltinga. Het is deel vier van een serie over een circulair en klimaatneutraal Europa in 2050.
Het is 2050. Europa is volledig circulair en klimaatneutraal. Wat zie je als je om je heen kijkt? Dit is de vraag die we binnen WUR (Wageningen University&Research) hebben uitgezet. Op basis van alle antwoorden die we terugkregen, schreven we vijf inspirerende toekomstverhalen over hoe Europa er in 2050 uit zou kunnen zien. De verhalen zijn geschreven vanuit het ik-perspectief; ze beschrijven een toekomst en niet de toekomst. Ze gaan over stedelijke gebieden, agrarische gebieden, natuurlijke gebieden en Europa’s wateren. Het werk rond deze thema’s is deel van de One Wageningen-uitdaging om een klimaatneutrale agenda voor WUR te ontwikkelen en wordt gefinancierd vanuit het kennisbasisprogramma Circulair & Klimaatneutraal. In deze blogreeks delen we de verhalen. Dit is het vierde verhaal in de reeks.
Het is juli 2050. Ik ben zojuist teruggekeerd van een bootreis door Europa, als lid van het Future water team van de EU. Het team werd gevormd na de droogteperioden van 2030, waarop ongebruikelijke regenbuien volgden die over heel Europa voor ernstige overstromingen zorgden. In 20 jaar hebben we aardig wat bereikt in de transitie naar een meer geïntegreerd watermanagement, gecombineerd met ontwikkelingen in en rond de stad, in landbouw en in de natuur.
De reden voor onze trip was om maatregelen te bekijken die Europa heeft genomen om haar wateren klimaatneutraal en klimaatresistent te maken. Op dit moment zijn we bezig met de opvolger van de Europese kaderrichtlijn Waterkwaliteit. Dit wordt een actieplan voor integraal watermanagement, waarin aandacht is voor de opslag, kwaliteit en beschikbaarheid van water. Watermanagement in stedelijke en agrarische gebieden zijn een onlosmakelijk onderdeel van dit actieplan.
We begonnen onze reis in Hongarije en begaven ons over de Donau, Europa’s op een na langste rivier die van Duitsland naar de Zwarte Zee stroomt. Over land reisden we naar België en vervolgens per boot via de Schelde naar de Zeeuwse delta. We eindigden aan de Nederlandse Noordzeekust. In elk land zag ik hoe beleidsmakers, belanghebbenden en wetenschappers geprobeerd hebben om evenwicht te vinden tussen aanpassen en ingrijpen om de effecten van klimaatverandering het hoofd te kunnen bieden.
Worsteling tussen schaarste en beschikbaarheid
Door heel Europa zag ik de worsteling tussen waterschaarste en waterbeschikbaarheid. Functies die op het land veel water gebruiken, zoals de landbouw, zijn verplaatst naar gebieden waar water het hele jaar door nog beschikbaar kan worden gemaakt. Overwegingen over klimaatverandering en biodiversiteit hebben een belangrijke rol in deze verplaatsingen geleid. Het watermanagement van aangewezen bossen, natuurgebieden en weideland is erop gericht om meer water vast te houden en de biodiversiteit te verbeteren.
Dit effent meteen de weg om af te komen van het overtollige water na de hevige regenbuien die inmiddels ‘normaal’ zijn in ons Europese klimaat. Om een voorbeeld te noemen: op boerenland groeien niet langer de monocultuurgewassen die in de jaren 20 van onze eeuw nog gebruikelijk waren. Overal zag ik gemengde cultuurgewassen, met betere grondwateropslag en meer diversiteit aan planten en dieren als gevolg. Structurele planning van grondwaterniveaus is hiervoor cruciaal en vereist maximale flexibiliteit van betrokken partijen om zich te kunnen aanpassen.
Ruimte voor de rivieren
Tijdens onze reis maakten we vooral gebruik van de boot; de waterwegen worden duidelijk vaker gebruikt voor het – elektrisch – transport van mensen en goederen. Ik zag dat de Extra Ruimte voor de Rivier-programma’s (als opvolger van de Ruimte voor de Rivier-programma’s in de jaren 20) overal in Europa hun weg hebben gevonden. Dankzij deze programma’s krijgen rivieren meer ruimte tijdens perioden van wateroverschot. De uiterwaarden, gecombineerd met extra waterberging in stedelijke gebieden en kunstmatige meren stroomopwaarts, maken programma’s zeer succesvol.
Natuurlijk was het een flinke uitdaging, omdat de gevolgen voor veel mensen groot waren. Ontwerpsessies en slimme investeringsplannen voor rurale en stedelijke ontwikkeling hielpen om draagvlak voor gezamenlijke oplossingen te creëren. Inwoners en boeren kregen passende alternatieven voorgelegd waarmee zij hun huishoudens en ondernemingen voort te zetten, maar wel op andere locaties en in ander ondernemingsverband. Ze zijn nu gevestigd in stedelijke en landelijke gebieden en hebben hun onderneming opnieuw ontworpen om zo veel mogelijk van de nieuwe watermanagementstrategie te profiteren.
Onderzoek naar ‘parallel groins’ heeft geleid tot nieuwe ontwerpen en daarbij zijn nieuwe oplossingen voor droge perioden ontwikkeld. Een extra voordeel is dat de verbindingen tussen stroomopwaarts en stroomafwaarts zijn verbeterd.
De overgang tussen zoutwater en brakwater
Toen we in de buurt van de kust kwamen, namen we een grote verscheidenheid aan continue aanpassingsmaatregelen waar. Ik zag verschillende op de natuur gebaseerde oplossingen langs de overgang tussen zoutwater en brakwater. Zo zag ik oesterbanken, natuurherstel om kraamkamergebieden in zee te ondersteunen, dubbele dijken voor bescherming en natuurontwikkeling en begrazing op kwelders. Nergens in het deltagebied wordt er een constant gevecht tegen het water geleverd. In plaats daarvan is voedselproductie aangepast aan zoute omstandigheden en worden sediment en koolstof vastgehouden. Het Delta-instituut in Zeeland, opgericht in de jaren 20, is nu een wereldberoemde kennispartner op het gebied van zoutwaterlandbouw.
Vervolgens kwamen we bij de zee. In de loop der jaren is hier veel veranderd. Door klimaatverandering is de temperatuur van het zeewater toegenomen. Het enorm hoge tempo van deze verandering brengt met zich mee dat planten en dieren moeite hebben zich snel genoeg aan te passen. In de afgelopen 30 jaar hebben we geprobeerd het natuurlijk aanpassingsvermogen van vissen te versterken door met menselijke interventies veranderingen in het ecosysteem aan te brengen en zo de belangrijkste ecologische functies te behouden. Rifstructuren die oorspronkelijk ontworpen waren voor kabeljauw, worden nu ingenomen door warmwatersoorten als zeebaars. Visserijprogramma’s richten zich op de oogst van overschotten in het ecosysteem.
Natuurlijke en semi-natuurlijke riffen worden zo gepland dat het ecosysteem zich opnieuw kan aanpassen. Daarbij rekening houdend met maximalisatie van ecologische functies, verbeterde opbrengsten van nutriënten en langdurige opslag van koolstof.
Klimaatslimme en aanpasbare productiesystemen
Veel scheepvaartbedrijven en havens zijn duurzaam. Zeehavens hebben zich aangepast om uitstekende logistieke diensten rond elektriciteit, waterstof en wind te kunnen leveren. Zij maken daarbij gebruik van schone energie, geleverd door windparken aan zee. Er is geïnvesteerd in windboerderijen, maar ondertussen is de transitie naar alternatieve energiebronnen en -dragers, zoals waterstof, in volle gang. De infrastructuur van windboerderijen die in het afgelopen decennium is aangebracht, is al aangepast aan deze veranderingen.
Koolstofarme en rendabele aquacultuur heeft zich verder verplaatst tot buiten het kustgebied. De productiesystemen zijn klimaatslim en flexibel, waardoor productie kan worden aangepast aan de effecten van klimaatveranderingen – technisch én biologisch. Deze systemen leveren biomassa op, zijn volledig ingebed in het voedselsysteem en worden gebruikt om nutriënten terug op het land te brengen, koolstof op te slaan en een basis te leggen voor ecologische ontwikkeling op zee.
Het mooie is: bij al deze ontwikkelingen zijn alle partijen ook werkelijk betrokken geweest. Europese landen hebben samen besloten wat de beste plekken waren om energieparken en aquacultuur te ontwikkelen om ecologische systemen echt te beschermen
Heb ik al verteld over de natuurlijke vis die we tijdens onze Europese tour aten? Dankzij EU-overeenkomsten voorkomt het watersysteem van de kust naar het achterland niet alleen dat zoutwater kan binnendringen, maar zijn visbarrières ook geopend waardoor vissen kunnen migreren. Hierdoor is een netwerk aan migratieroutes ontstaan, waardoor de visbestanden zijn gegroeid en de ecologische functie van rivieren en stromen is verbeterd. Herstelprogramma’s hebben nut doordat er in het verleden slimme en integrale keuzes zijn gemaakt voor infrastructurele waterprojecten.
Van monosectorale naar geïntegreerde oplossingen
Wat ik geleerd heb tijdens mijn trip? Ik zag veel positieve ontwikkelingen waarop we kunnen voortbouwen in het kader van de nieuwe kaderrichtlijn Waterkwaliteit. Het was inspirerend om te zien dat veel landen al samenwerken in de transitie van landbouw, stadsplanning en andere functies om oplossingen voor wateroverschotten en droogte te vinden. Ik leerde niet alleen hoe boeren omgaan met de nieuwe wateruitdaging, maar ook dat het watermanagement totaal is veranderd van een monosectorale benadering naar een geïntegreerde, oplossingsgerichte benadering van water. Ik zag maatwerkoplossingen, van zee- en riviersystemen tot integrale benaderingen voor binnenland, kustgebied en zee.
De grootste uitdaging in de periode van 2020 tot 2050 was: hoe kunnen we het ecosysteem in onze wateren gebruiken zonder het te exploiteren, waarbij natuur en voedselproductie met elkaar in evenwicht zijn? Hiervoor hebben we nu een verscheidenheid aan strategieën in handen, inclusief meer integrale. Single-issue oplossingen zijn niet het antwoord; we moeten voortbouwen op integrale strategieën om voedselproductie op land en zee te behouden. En we moeten het gebruik én de bronnen optimaliseren. De beslissing – aanpassen of ingrijpen – blijft een lastige.
Praat mee en verder over dit onderwerp tijdens Circular@WUR, 6, 7 en 8 december op Wageningen Campus.