Walrusdrollen voor de wetenschap
Walrussen zijn een ideaal bemonsteringsinstrument voor de zee. Ze foerageren een eind van de kust af op de zeebodem, maar komen regelmatig terug op land om te rusten en vaak ook te poepen. Door hun uitwerpselen te verzamelen en te analyseren komen we te weten wat er in de omgeving is te vinden.
Ons doel bij de SEES-expeditie 2022 was om voldoende uitwerpselen – tien stuks – te verzamelen, en om een methode te ontwikkelen om de voedselresten te identificeren. Daarmee krijgen we hopelijk een eerste beeld van het dieet van walrussen in de omgeving van Edgeøya (Kapp Lee, juli 2022). Daarnaast willen we de resultaten vergelijken met verzamelde monsters van dezelfde plek in 2015, en ook met monsters die onze Noorse collega’s later dit jaar gaan verzamelen op andere plekken op Spitsbergen.
De kansen keren
Op 16 juli monsterden we in zee ten behoeve van een ander onderzoek met Martine van der Heuvel, ook vlakbij de walrussen die net zoals in 2015 op Kapp Lee lagen. Ik kon ze vanuit de zodiac (rubberboot) ruiken! Het was helaas die dag niet de bedoeling om bij Kapp Lee aan land te gaan. Zeker niet, omdat de locatie van de ijsbeer die ‘s middags de collega’s wat eerder deden terugtrekken van het naburige Rosenbergdalen onduidelijk was.
Op 17 juli keren de kansen! Het plan is om vandaag Kapp Lee aan te doen. In de grote zodiacs gaan telkens tien mensen richting land. Ik mag zelf niet direct met de eerste groep mee: de NOS neemt een item op met Ko de Korte, die hier in de jaren 1960 had overwinterd, en daarnaast moet een archeoloog ook aan boord. De zodiac is dus vol.
Loskomen van de groep
Het grote schip waar we voor tien dagen wonen, heeft ongeveer honderd passagiers. De helft is wetenschapper en de andere helft betaalt voor de reis. Ik kom met een groep ‘toeristen’ aan wal. De meesten hebben evenveel expertise, maar op andere vlakken dan wij: wiskundige, scheikundige, geologe, arts, diplomaat, muziektherapeut. Aan wal trekken we onze reddingsvesten uit. Ik mag niet meteen gaan ‘drollen-rapen’, want de groep moet mij niet volgen: dit zou de rustende walrussen wellicht storen. Bovendien willen de gidsen de groep bij elkaar houden om ons zo nodig te beschermen tegen een ijsbeer. Toch lukt het me los te komen van de groep en via een helling bovenlangs aan de andere kant van de walrussen te komen.
Ik begin op het strandje te zoeken maar ik moet afstand houden van de walrussen en de mooiste drollen liggen te dichtbij hen. Ik raap twee bolletjes op die zo groot zijn als een ei. Ze lijken op stenen maar zijn zacht en rieken enigszins. Dan hoor ik plots luid gepuf: vijf grote walrussen besluiten op mijn deel van het strand aan land te komen. Ik ga op een boomstam zitten om ze niet te storen bij het vinden van een geschikt plekje.
In de weg zitten voor ongerepte natuurfoto’s
Ondertussen zijn alle toeristen en wetenschappers op het strand gebracht, tussen hen en mij bevindt zich een groep van ongeveer zestig walrussen. Ik zit rustig op mijn boomstam te wachten tot de dieren uit het water een plekje vinden. Plots komt de gids Renno Hokwerda met in zijn kielzog onze collega Suse Kühn aangesneld. Renno trekt me bruusk van mijn boomstam af, achter een rotspartij. Ik zat blijkbaar in de weg voor de ongerepte natuurfoto’s. Iedereen die de walrussen wilde fotograferen had mij in mijn blauwe NWO-jas, die ik plichtsgetrouw droeg, ook op de foto.
Renno, Suse en ik blijven een tijd achter de rotsen weggedoken totdat de fotografen moeten terugkeren. Ik krijg nog tien minuten om de overige acht drollen te vinden en te rapen, voordat we weer naar de zodiacs moeten. Wie zegt dat biologisch veldwerk een peulenschilletje is? Ik ga zo snel mogelijk aan het werk zonder daarbij de walrussen te storen. Uiteindelijk dertien drollen geraapt: 30% boven mijn target!
Ik kan de rest van de reis op mijn lauweren rusten of iedereen die het nodig heeft helpen bij andere onderzoeken. Ik kom in ieder geval heel tevreden thuis, met dertien vers geoogste walrusdrollen.
Walrussen eten vooral schelpdieren
Walrussen eten ongeveer tachtig kilogram per dag; vooral schelpdieren die ze uitgraven met hun flippers of door een gerichte waterstraal. Eenmaal beet zuigen ze de schelp leeg en laten ze de schelpdelen liggen. Hierdoor zijn weinig herkenbare schelpresten aanwezig in hun uitwerpselen, en zijn wij als onderzoekers afhankelijk van DNA-methodes om hun dieet te achterhalen. Walrussen waren voor de intensieve jacht in de twintigste eeuw zeer talrijk aanwezig op Spitsbergen.
Nu ze zijn beschermd komen ze langzaam terug; eerst de mannetjes maar tegenwoordig ook vrouwtjes met jongen. Omdat het ijs smelt verwachten we dat de groei in walrussen versneld toeneemt; ze kunnen immers niet meer op ijsschotsen rusten. Ongetwijfeld heeft dit gevolgen voor de schelpdieren die bij afwezigheid van de walrussen bijna honderd jaar ongestoord hebben kunnen groeien.
Uit het onderzoek van Martine van den Heuvel zal mogelijk blijken welke soorten schelpdieren aanwezig zijn. Suzes’ tellingen zullen ons zeggen waar walrussen op zee zijn. Naast het DNA-onderzoek worden de uitwerpselen ook onderzocht om te kijken of er ook verhoogde kwikgehaltes op de zeebodem zijn en of ook al microplastics het gebied bereikt hebben.